Voetnoten
1.Overtreding van artikel 24 van de Mededingingswet (Mw) en artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
2.Op grond van artikel 8:29, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Daarbij werd de Duitse handelsvergunning voor Chenofalk voor € 750.000 en de voorraad Chenofalk voor € 9,15 exclusief BTW per verpakking van 100 capsules overgedragen aan de rechtsvoorgangster van [naam fabricant] .
4.Artsen mogen geneesmiddelen op basis van eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid ook voorschrijven voor andere dan de indicaties waarvoor de handelsvergunning is verleend. Dit wordt aangeduid als off-label gebruik van geneesmiddelen. Voorwaarden daarbij zijn dat dit gebeurt op basis van “informed consent” van de patiënt en alleen in overeenstemming met binnen de beroepsgroep geldende richtlijnen en protocollen.
5.[fabricant 2] , een 100%-dochtervennootschap van [fabricant 1] ., is de houder van de weesgeneesmiddelenstatus en van de handelsvergunning voor [CDCA-merknaam] . Hoewel [fabricant 2] de enige groepsentiteit is die [CDCA-merknaam] in Nederland heeft verkocht, was ook [fabricant 1] . betrokken bij de verkoop van [CDCA-merknaam] in Nederland.
6.Op grond van artikel 8:26 van de Awb.
7.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
10.Gelet op artikel 8:69, eerste lid, van de Awb.
13.Artikel 12q Iw bepaalt dat onverminderd artikel 10:3, vierde lid, van de Awb de werkzaamheden in verband met het opleggen van een bestuurlijke boete niet worden verricht door personen die betrokken zijn geweest bij de opstelling van het rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en het daaraan voorafgaande onderzoek.
14.Punt 218: “(...) Ook oordeelt het boetebesluit dat als [naam fabricant] daadwerkelijk had willen komen tot een onderhandelingsresultaat met een prijs die lager was dan EUR 13.090, zij voortvarend en serieus stappen had moeten zetten om te komen tot onderhandelingen leidend tot een uitonderhandelde prijs, zodat voorkomen zou worden dat de lijstprijs ook de geïncasseerde prijs zou zijn en blijven.”
15.[naam fabricant] heeft al bestaande literatuur en twee retrospectieve cohortstudies aan het EMA overgelegd. De cohortstudies betreffen vooral de toepassing van het middel Xenbilox op Nederlandse patiënten (“pivotal clinical study“) en ter ondersteuning de toepassing van een Italiaanse magistrale bereiding van CDCA op Italiaanse patiënten (”supportive clinical study“).
16.College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
17.Verordening (EG) nr. 14 1/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen.
18.Een in Oldenzaal gevestigde distributeur van grondstoffen voor onder meer de farmaceutische industrie.
19.Een in Italië gevestigde onderneming die zich bezig houdt met het ontwikkelen en produceren van werkzame stoffen.
20.Volgens de statuten stelde de Stichting Pharmagister zich ten doel “het bevorderen van magistrale bereiding van (biologische) geneesmiddelen in Nederland”.
21.De maximumprijs voor medicijnen wordt op grond van de Wet geneesmiddelenprijzen per ministeriële regeling vastgesteld op basis van het gemiddelde van de verkoopprijs van het betreffende middel in vier landen. Geneesmiddelenfabrikanten kunnen bij de vaststelling van de Nederlandse vraagprijs rekening houden met de prijs die ze vragen in de vier referentielanden, zodat de Nederlandse vraagprijs niet het gemiddelde van de vraagprijzen in de referentielanden overschrijdt.
22.Extramurale geneesmiddelen (farmaceutische zorg) worden voorgeschreven door een arts en verstrekt door een apotheek. Extramurale geneesmiddelen die zijn opgenomen in het GVS worden door zorgverzekeraars vergoed aan patiënten.
23.Intramurale geneesmiddelen maken integraal deel uit van de behandeling in het ziekenhuis. Zorgverzekeraars vergoeden intramurale geneesmiddelen (geneeskundige zorg) aan het ziekenhuis.
24.Hoge Raad 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3679 (Bosentan) over het al dan niet verplicht vergoeden van geneesmiddelen voor zorg die buiten het verzekerde basispakket valt. 25.artikel 8 van het EVRM, artikelen 34 tot en met 36 van het VWEU en Richtlijn 89/105/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de doorzichtigheid van maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de nationale stelsels van gezondheidszorg (Transparantierichtlijn).
26.HvJ 13 februari 1979, ECLI:EU:C:1979:36 (Hoffmann-La Roche).
27.Op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie onder andere: HvJ 13 februari 1979, ECLI:EU:C:1979:36 (Hoffmann-La Roche) en HvJ 3 juli 1991, ECLI:EU:C:1991:286 (AKZO), punt 60, geldt bij een aanzienlijk marktaandeel (50% of hoger) een vermoeden van een economische machtspositie. Dat geldt ook voor een onderneming waaraan voor een bepaalde periode een exclusief recht is toegekend (onder andere: HvJ 18 juni 1991, ECLI:EU:C:1991:254 (ERT).
28.HvJ 14 februari 1978, ECLI:EU:C:1978:22 (United Brands); Mededeling van de Europese Commissie: Richtsnoeren betreffende de handhavingsprioriteiten van de Commissie bij de toepassing van artikel 82 EG-Verdrag op onrechtmatig uitsluitingsgedrag door ondernemingen met een machtspositie; PbEG 2009, C45, nr. 10-22.
29.Met het systeem van referentieprijzen doelt [naam fabricant] op het feit dat de fabrikant voor het geneesmiddel dat hij in Nederland op de markt brengt zelfstandig de apotheekinkoopprijs bepaalt maar in het kader van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) gehouden is aan maximumprijzen. Deze maximumprijzen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de prijzen voor vergelijkbare geneesmiddelen in België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en tot 18 december 2019 Duitsland.
30.HvJ 14 februari 1978, ECLI:EU:C:1978:22 (United Brands) en Gerecht 12 december 1991, ECLI:EU:T:91:70 (Hilti).
31.Competition Appeal Tribunal 18 september 2023, [2023] CAT 56, Hydrocortisone, punt 291.
32.Gerecht 12 december 2018, ECLI:EU:T:2018:922 (Servier).
33.HvJ 14 februari 1978, ECLI:EU:C:1978:22 (United Brands) en HvJ 14 september 2017, ECLI:EU:C:2017:689 (AKKA/LAA) punt 35, waarin wordt verwezen naar HvJ 11 december 2008, ECLI:EU:C:2008:703 (Kanal 5 en TV 4), punt 28 en daarin aangehaalde rechtspraak.
34.HvJ 14 september 2017, ECLI:EU:C:2017:689 (AKKA/LAA) punt 36.
35.Besluit van de Europese Commissie van 10 februari 2021, zaak AT.40394 (Aspen) en het herziene besluit van de Britse Competition and Markets Authority van 21 juli 2022, zaak 50908 (Phenytoin).
36.Zij verwijst daarbij naar Gerecht 25 oktober 2023, ECLI:EU:T:2023:669 (Bulgartranz) en de uitspraak van het Britse Court of Appeal in CA-2021-003153 Apple vs Otis, [2022]EWCA Civ 1411, punt 74, waarin volgens [naam fabricant] de in het arrest Sisvel-Haier II van het Bundesgerichtshof geformuleerde verplichting van zorgverzekeraars (en naar analogie van het ministerie) om te goeder trouw te onderhandelen, is bevestigd. [naam fabricant] verwijst ook naar het rapport van de ENVI-commissie over de voorgestelde Geneesmiddelenrichtlijn van 3 oktober 2023, punt 58.
37.Vgl. HvJ 14 september 2017, ECLI:EU:C:2017:689 (AKKA/LAA) punt 49: “Het staat aan de betrokken mededingingsautoriteit om de vergelijking te verrichten en het kader daarvoor te bepalen, met dien verstande dat zij over een bepaalde speelruimte beschikt en dat er niet één geschikte methode is.”
38.Relevant is dat ten aanzien van [CDCA-merknaam] sprake is van een beoordeling van de prijs die mede is bedoeld om eerdere investeringen terug te verdienen.
39.Het Hof van Justitie stelt in het arrest van 14 februari 1978, ECLI:EU:C:1978:22 (United Brands) in punt 252: “Dat het daarbij zou gaan om de vraag of er een al te grote disproportie bestaat tussen de werkelijk gemaakte kosten en de werkelijk gevraagde prijs". Ook bijvoorbeeld in het besluit van de Europese Commissie van 10 februari 2021, zaak AT.40394 (Aspen) en het herziene besluit van de Britse Competition and Markets Authority van 21 juli 2022, zaak 50908 (Phenytoin) wordt geen incrementele benadering toegepast (bijv. punten 4.6-4.7).
40.Hiermee wordt bedoeld dat een keuze tussen twee scenario's die een onderneming maakt automatisch betekent dat de opbrengsten van Optie A als opportuniteitskosten voor Optie B worden beschouwd en omgekeerd.
41.Tabel 1 in het verweerschrift laat de aangepaste uitkomsten zien en vormt een correctie op tabel 1 in bestreden besluit I. De berekening van deze cijfers is te vinden in de spreadsheet die de ACM als Bijlage 1 bij het verweerschrift heeft gevoegd.
42.HvJ 14 februari 1978, ECLI:EU:C:1978:22 (United Brands), punt 252.
43.Gerecht 23 september 2020, ECLI:EU:T:2020:444 (Medac Gesellschaft für klinische Spezialpräparate) punt 66.
44.[naam fabricant] stelt dat United Brands slechts één van de verschillende toetsen is die kunnen worden gebruikt om een inbreuk op artikel 102 VWEU vast te stellen. Zie bijvoorbeeld HvJ 13 juli 1989, ECLI:EU:C:1989:319 (Ministère Public/Tournier) punt 38; HvJ EU 14 september 2017, ECLI:EU:C:2017:689 (“Lets Auteursrecht").
45.[naam fabricant] verwijst naar de rechtspraak waarnaar wordt verwezen in punt 4.28 van de UK CMA beschikking van 21 juli 2022 in Zaak 50908 - Unfair pricing in respect of the supply of phenytoin sodium capsules in the UK.
46.Artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, in combinatie met artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
47.Zie de memorie van Toelichting bij de Iw (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 622, nr. 3, blz. 64).
48.In de zin van artikel 5:48 van de Awb.
49.Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 4 juli 2014, nr. WJZ/14112617, met betrekking tot het opleggen van bestuurlijke boetes door de Autoriteit Consument en Markt (Boetebeleidsregel ACM 2014), Stcrt. 2014 nr. 19776, gewijzigd bij Beleidsregel van de Minister van Economisch Zaken van 28 juni 2016, nr. WJZ/16056097, houdende wijziging van de Boetebeleidsregel ACM 2014, Stcrt. 2016 nr. 34630.
50.artikelen 1.1, 2.2, 2.3, 2.4 en 2.8 van de Boetebeleidsregel.
51.Artikel 1.1 van de Boetebeleidsregel.
52.Artikel 2.3, zesde lid, van de Boetebeleidsregel.
53.Artikel 12o, eerste lid, van de Instellingswet ACM. Hiervoor is de netto-omzet relevant, zoals bedoeld in artikel 2:377, zesde lid van het Burgerlijk Wetboek.
55.Artikel 2.3, lid 1: In geval van overtreding van de artikelen 6, eerste lid of 24, eerste lid, van de Mededingingswet, 101 of 102 van het VWEU (…), stelt de ACM de basisboete vast op basis van de betrokken omzet en artikel 2.4: De ACM stelt een basisboete vast tussen 0 tot 50% van de betrokken omzet van de overtreder.
56.De sluis voor dure geneesmiddelen is er voor medicijnen en behandelingen die per patiënt heel duur zijn of die per jaar in totaal heel veel gaan kosten, omdat veel patiënten ze nodig hebben. Vaak is ook onduidelijk hoe goed de medicijnen werken en bij wie ze precies werken. De minister van VWS kan nieuwe, dure geneesmiddelen die in het ziekenhuis worden gebruikt tijdelijk uit het basispakket van de zorgverzekering houden. Het medicijn staat dan in de sluis voor dure geneesmiddelen. Zorginstituut Nederland adviseert de minister vervolgens om het medicijn wel of niet te vergoeden. Ook kan de minister met de fabrikant onderhandelen over de prijs.
57.Het ZIN specificeert in haar GVS-advies het financiële effect van [CDCA-merknaam] op het Nederlandse zorgstelsel vergeleken met Xenbilox en de magistrale bereiding. Het gaat om een verschil van (meerdere) miljoenen euro.
58.CAT [2023] 52, casenumbers: 1419/1/12/21, 1421/1/12/21 en 1423/1/12/21.
60.HvJ 26 november 2013, ECLI:EU:C:2013:770 (Groupe Gascogne).
61.Gerecht 27 maart 2014, ECLI:EU:T:2014:160 (Saint-Gobain) en rechtbank Rotterdam 18 juli 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:6240. 62.Unikeris Ltd is op 23 november 2020 verkocht.