6.1.Niet in geschil is dat er bijschrijvingen van derden op de rekening van eiser hebben plaatsgevonden in een periode waarin eiser een bijstandsuitkering ontving. Eiser heeft deze bijschrijvingen daardoor kunnen aanwenden voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Gelet hierop moeten de bijschrijvingen in beginsel als middelen worden aangemerkt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat deze bijschrijvingen toch geen middelen zijn. Hierna bespreekt de rechtbank de afzonderlijke bijschrijvingen.
Bijschrijving van [bedrijf]
7. Op 13 april 2023 ontvangt eiser een bedrag van € 3.340,- van [bedrijf] op zijn bankrekening. Eiser stelt dat dit bedrag uitsluitend bestemd was voor het betalen van inschrijvingskosten voor een aanvullende opleiding die zij in Nederland wilde volgen. Hij stelt dat hij dit bedrag de dag na de overmaking contant heeft opgenomen en heeft teruggegeven aan [bedrijf] . [bedrijf] heeft deze verklaring in een e-mail van 7 september 2024 bevestigd.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet vrijelijk over dit bedrag kon beschikken. Weliswaar kan in de bankafschriften enkele aanwijzingen gevonden worden die aansluiten bij de verklaring van eiser, zo is op 13 april 2023 € 3.340,- bijgeschreven en op 14 en 15 april 2023 in totaal
€ 3.500,- opgenomen, terwijl in de omschrijving van de bijschrijving “ [omschrijving 1] ” staat, maar dat betekent nog niet dat het bedrag daadwerkelijk was bestemd voor inschrijvingskosten of aan [bedrijf] is teruggegeven. Het bedrag komt namelijk niet geheel overeen en de omschrijving van de bijschrijving bevat ook andere omschrijvingen als “[omschrijving 2]”. Andere objectieve en verifieerbare stukken die de verklaring van eiser en [bedrijf] ondersteunen ontbreken. Het college heeft dit bedrag dan ook terecht als middel aangemerkt.
Bijschrijvingen van Wilborts
9. Op 27 juni 2023 ontvangt eiser een bedrag van € 400,- van [naam 1] . Eiser stelt dat hij het bedrag ontving omdat [naam 2] , die bij hem was, geld nodig had, maar zijn pinpas niet bij zich had. De vrouw van [naam 2] heeft het bedrag overgemaakt en door eiser is het bedrag contant opgenomen en aan [naam 2] overhandigd.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet vrijelijk over dit bedrag kon beschikken. Uit de bankafschriften blijkt namelijk niet van een samenhang in tijd en bedrag tussen de bijschrijving van € 400,- en opnames van contant geld. Eén van de opnamen waar eiser naar verwijst heeft zelfs een dag voor de bijschrijving plaatsgevonden. Het college heeft dit bedrag dan ook terecht als middel aangemerkt.
Bijschrijvingen van [naam 3]
11. In de periode van 17 juni 2023 tot en met 25 juni 2023 ontvangt eiser in acht bijschrijvingen in totaal € 495,- van [naam 3] . Eiser stelt dat hij de ontvangen bedragen contant aan [naam 3] heeft terugbetaald, omdat [naam 3] zijn pinpas was verloren en niet bij zijn geld kon.
11. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet vrijelijk over deze bedragen kon beschikken. Zijn uitleg daarvoor vindt onvoldoende steun in objectieve en verifieerbare gegevens, meer specifiek de bankafschriften. Weliswaar is op de bankafschriften te zien dat eiser in de bewuste periode geld heeft opgenomen, maar een voldoende rechtstreeks verband in omvang en tijd tussen de bijschrijvingen en opnamen van de bankrekening ontbreekt. Daarnaast is er veel minder geld contant opgenomen dan eiser stelt dat het geval is. Het college heeft de bedragen dan ook terecht als middel aangemerkt.
Tussenconclusie
13. Gelet op wat hiervoor onder 7 tot en met 12 is overwogen, concludeert de rechtbank dat geen sluitende verklaring is gegeven over de reden van ontvangst en bestemming van de bijschrijvingen. Daarmee heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij niet vrijelijk over deze bedragen kon beschikken. Het college heeft deze bedragen dan ook terecht als middelen aangemerkt in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw.
Vervolgens ligt de vraag voor of het college deze bedragen ook als inkomen mocht aanmerken.
Aanmerken als inkomen
14. Eiser stelt dat de bijschrijvingen op zichzelf staande betalingen betreffen waarbij geen sprake is van een terugkerend of periodiek karakter. Daarom zouden de bijschrijvingen niet als inkomen aangemerkt mogen worden.
15. De rechtbank merkt op dat uit vaste rechtspraak volgt dat ook een eenmalige bijschrijving in beginsel als inkomen kan worden aangemerkt, indien het bedrag van die bijschrijving kan worden aangewend voor de voorziening in het levensonderhoud.Uit overweging 13 volgt dat het college de bijschrijvingen van derden terecht als middelen van eiser heeft aangemerkt, eiser daar vrijelijk over kon beschikken en deze middelen daarom hadden kunnen worden aangewend voor de voorziening in het levensonderhoud. De bijschrijvingen zijn dan ook terecht als inkomen aangemerkt.
16. De rechtbank concludeert dat het college terecht de bijschrijvingen als middel en inkomen heeft aangemerkt. Deze bijschrijvingen zijn door eiser niet gemeld aan het college. Daarmee staat vast dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Deze schending biedt de grondslag voor de herziening van de bijstand van eiser in de maanden april 2023 en juni 2023. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zijn er dringende redenen om van terugvordering af te zien?
17. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
17. Eiser stelt dat er sprake is van dringende redenen op grond waarvan het college af dient te zien van terugvordering. Hij voert daartoe aan dat hij al een forse schuldenlast heeft en al jaren een uitkering krachtens de Pw ontvangt, waarop inmiddels ook door het college maandelijks inhoudingen worden gedaan. Terugvordering zou daarom zijn doel voorbij schieten.