ECLI:NL:CRVB:2019:815
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering met betrekking tot medische beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is vastgesteld op 42,92%. Appellante, die sinds 2005 werkzaam was als medewerkster op een makelaarskantoor, heeft haar dienstverband in 2010 beëindigd en is sindsdien in verschillende functies werkzaam geweest. In 2012 is zij in aanmerking gekomen voor een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Na een verzoek om herbeoordeling in 2015, waarbij de ziekte van Bechterew werd vastgesteld, heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld op 42,92% en de WIA-uitkering niet gewijzigd. Appellante is van mening dat zij meer beperkingen heeft en dat de maatmanomvang onjuist is vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 6 maart 2019 geoordeeld dat het Uwv terecht is uitgegaan van een maatmanomvang van 24 uur per week en dat er geen medische afzakker is aangetoond. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen als inzichtelijk en zorgvuldig beoordeeld, en de conclusie dat geen urenbeperking is aangewezen, is door de Raad bevestigd. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen.