Zaak 21/1692 – Toekenning WIA-uitkering
Beoordelingskader voor de zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch uit de rapporten voortvloeien.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiser aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiser zich zelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
5. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is uitgevoerd omdat eiser in de primaire fase alleen telefonisch heeft gesproken met een arts (geen geregistreerd verzekeringsarts) en in de bezwaarfase ook alleen telefonisch heeft gesproken met een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zij hebben beiden geen lichamelijk onderzoek bij eiser verricht. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank legt dit uit.
6. De rechtbank vindt dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de voorwaarden voor een zorgvuldig onderzoek. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat de (enkele) omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser niet in persoon heeft gezien, het onderzoek niet onzorgvuldig maakt.Uit jurisprudentie van de CRvB volgt ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep slechts van een spreekuurcontact mag afzien als hij voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
7. De rechtbank overweegt dat de medische beperkingen van eiser zijn beoordeeld door een arts en dat deze zijn heroverwogen door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zowel de arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben dossierstudie verricht en eiser gesproken tijdens een telefonisch spreekuur. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd in hun rapporten waarom zij een fysiek spreekuurcontact niet noodzakelijk vonden. Dit heeft te maken met de aard van de klachten, de gezondheidsproblematiek en de voorhanden informatie. De rechtbank kan deze motivering volgen. Dat eiser wel fysiek is gezien door zijn eigen deskundige, verzekeringsarts [A] , in het kader van een second opinion, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat het ook noodzakelijk was voor de artsen van het Uwv om eiser fysiek te zien.
8. Eiser voert verder nog aan dat hij in de primaire fase alleen een (telefonisch) gesprek heeft gevoerd met een arts en dat een verzekeringsarts het rapport van deze arts heeft geaccordeerd maar zonder met eiser te hebben gesproken. Eiser meent dat dit geen voldoende basis is voor de medische beoordeling en de Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML). Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat deze werkwijze een algemeen geaccepteerde werkwijze is.De geregistreerde verzekeringsarts heeft de beschikking over het volledige dossier en het contraseign garandeert dat de conclusies van het medische onderzoek tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de gestelde kwaliteitseisen.
9. Eiser voert aan dat ten onrechte geen informatie bij de behandelend sector is opgevraagd. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het is volgens vaste rechtspraak van de CRvB niet onzorgvuldig als geen medische informatie wordt opgevraagd.Indien een verzekeringsarts van mening is dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene, mag hij in principe afgaan op zijn eigen oordeel en heeft hij de vrijheid om af te zien van het (nader) opvragen van medische informatie. Raadpleging van de behandelend sector is slechts aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiser tot het verrichten van arbeid, of als eiser stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over zijn beperkingen.
10. De rechtbank overweegt dat niet is gesteld of is gebleken dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen van eiser. Een andere optie is dat een behandeling in gang is gezet of zal worden die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiser tot het verrichten van arbeid. De rechtbank overweegt dat hiervoor van belang is wat er ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend is over een behandeling die is ingezet of zal worden. Op 1 februari 2021 was er alleen een doorverwijzing naar de GGZ en eiser voerde gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een situatie waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden en dat die behandeling een beduidend effect zal hebben de mogelijkheden van eiser tot het verrichten van arbeid.
11. Daarnaast wijst de rechtbank nog op het rapport (ongedateerd) van de eigen deskundige van eiser, verzekeringsarts [A] , dat door eiser in de bezwaarfase is ingediend. Uit het rapport volgt dat ook door de eigen deskundige geen nadere informatie is opgevraagd omdat de informatie is verkregen via eigen onderzoek samen met de reeds bekende medische gegevens voldoende duidelijkheid geven om tot een oordeel te komen.
12. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten. Eiser voert aan dat hij last heeft van depressies, stemmingswisselingen, slaapproblemen, vermoeidheidsklachten en spanningsklachten. Eiser meent dat in verband met deze klachten meer beperkingen en een urenbeperking voor hem aangenomen moet worden.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de klachten en beperkingen zoals die zijn opgenomen in het rapport van [A] , bijna volledig overgenomen. Het item handelingstempo is, anders dan verzekeringsarts [A] meent, niet als beperkt aangenomen. Dit beoordelingspunt is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bedoeld om een permanente en aanzienlijke vertraging van het algehele handelen te karakteriseren, zoals dat kan voorkomen bij ernstige aandoeningen zoals bijvoorbeeld dementie. Dit sluit naar het oordeel van de rechtbank aan bij de toelichting in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (hierna: CBBS) op het beoordelingspunt handelingstempo. Volgens die toelichting moet het vertraagde handelen betrekking hebben op het tempo bij een veelvoud van handelingen en komt dit voor bij psychiatrische, neurologische, locomotore, energetische en ontwikkelingsstoornissen. De rechtbank kan de opvatting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom volgen.
14. De rechtbank vindt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beperkingen die in de FML van 1 februari 2021 staan niet goed zijn of dat daarmee niet genoeg rekening is gehouden met zijn aandoeningen. Eiser heeft niet met nadere medische informatie onderbouwd dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden, gelet ook op het rapport van [A] . Dat eiser vindt dat hij verdergaand beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen of dat eiser zijn klachten anders ervaart, maakt nog niet dat de medische beoordeling onjuist is. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is het juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om klachten en aandoeningen te vertalen naar arbeidsbeperkingen.De beroepsgrond slaagt niet.
15. Eiser voert verder aan dat in de medische rapportages ten onrechte de stelling wordt ingenomen dat de medische situatie van eiser op de lange termijn zal verbeteren. De rechtbank overweegt dat alleen op pagina 5 van het rapport van de primaire arts van 2 april 2020 is opgenomen dat met het opstarten van gerichte therapieën de verwachting is dat de medische situatie en functionele mogelijkheden van eiser op lange termijn zullen toenemen. Een vergelijkbare overweging is niet opgenomen in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 februari 2021. Het Uwv heeft deze overweging dus niet aan het bestreden besluit I ten grondslag gelegd. Gelet op het arbeidsongeschiktheidspercentage hoefde het Uwv de duurzaamheid van de beperkingen van eiser ook niet te beoordelen. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel is over de juistheid van de medische beoordeling, is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Indien en voor zover eiser bedoeld heeft om een verzoek te doen tot benoeming van een onafhankelijk deskundige, wijst de rechtbank dat verzoek om deze reden af.
Is eiser een medische afzakker?
17. Eiser voert daarnaast aan dat hij een medische afzakker is, gelet op zijn verschillende ziekteperioden.
18. Bij haar beoordeling van deze beroepsgrond stelt de rechtbank het volgende voorop.
Bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt als maatman aangemerkt degene die dezelfde arbeid verricht als de verzekerde laatstelijk heeft verricht voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Het verschil tussen het maatmanloon en de resterende verdiencapaciteit bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid. Een uitzondering is als er sprake is van een zogeheten medische afzakker. Dit houdt in dat iemand door ziekte of gebrek (tijdelijk) lager beloond werk is gaan doen of om medische redenen de arbeidsomvang heeft teruggebracht zonder zich ziek te melden. Als een betrokkene later uitvalt uit dit lager betaalde werk en dan pas een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvraagt, kan in zo’n geval het voorlaatste werk als uitgangspunt worden genomen. In dat geval wordt afgeweken van het uitgangspunt dat het laatste werk voor intreding van de arbeidsongeschiktheid maatgevend is.
19. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de CRvB blijkt dat eiser voldoende medische onderbouwing moet overleggen om aan te tonen dat aan de urenvermindering een objectieve medische noodzaak ten grondslag lag, op grond waarvan hij als een medische afzakker moet worden aangemerkt. De noodzaak om minder uren te gaan werken moet voortvloeien uit bijvoorbeeld een advies van of uit overleg met de behandelend arts van eiser of de bedrijfsarts.Een dergelijk advies moet vrij expliciet zijn, inhoudende dat sprake moet zijn van duidelijke medische gegevens waaruit de aard en ernst van de klachten moet blijken op grond waarvan een urenbeperking moest worden aangenomen.
20. De rechtbank oordeelt dat eiser niet kan worden aangemerkt als een medische afzakker. Eiser heeft geen medische onderbouwing overgelegd waaruit de noodzaak blijkt om wegens medische redenen minder uren te gaan werken. Naar het oordeel van de rechtbank is dus geen sprake van een urenvermindering waaraan een objectieve medische noodzaak ten grondslag ligt. De in beroep ingebrachte informatie over de diverse ziekteperioden kunnen niet de betekenis krijgen die eiser daaraan wenst toe te kennen.
Maatman en resterende verdiencapaciteit
21. Omdat eiser niet kan worden aangemerkt als een medische afzakker, hoeft de rechtbank niet in te gaan op de beroepsgronden die zijn aangevoerd over de berekening van de maatman en de resterende verdiencapaciteit omdat deze gronden samenhangen met het beroep op de medische afzakker. De beroepsgronden kunnen niet slagen.
Reformatio in peius – resterende verdiencapaciteit
22. Eiser voert aan dat de handelwijze van het Uwv in strijd is met het beginsel van het verbod van reformatio in peius. Het Uwv heeft eiser met het nemen van het bestreden besluit I in een nadeliger positie gebracht door hem 54,20% arbeidsongeschikt te achten, terwijl eiser met het primaire besluit I 52,73% arbeidsongeschikt werd geacht. Volgens eiser leidt dit ertoe dat zijn resterende verdiencapaciteit van € 323,01 naar € 312,99 is vastgesteld. Hierdoor zal eiser nog sneller worden gekort op zijn uitkering als hij inkomsten genereert, aldus eiser. De rechtbank volgt eiser hierin niet.
23. De rechtbank overweegt dat, zoals uit vaste rechtspraak van de CRvBblijkt, het uitgangspunt is dat een heroverweging in bezwaar kan leiden tot een verslechtering van de rechtspositie van een betrokkene, indien een bestuursorgaan ook zonder dat bezwaar zou zijn ingediend, hiertoe kan overgaan. Deze verslechtering kan in verband met het aan het verbod van reformatio in peius ten grondslag liggende rechtszekerheidsbeginsel, in beginsel eerst per toekomende datum worden geëffectueerd. Tegen deze achtergrond bezien kon het Uwv in de bezwaarfase tot verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid en verlaging van de resterende verdiencapaciteit van eiser besluiten. Deze wijziging is eerst per toekomende datum geëffectueerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidsdeskundig onderzoek
24. Eiser voert aan dat de geduide functies onder SBC-code 553020 Archiefmedewerker en de functies onder SBC-code 315132 Archiefmedewerker (document scannen) ouder zijn dan twee jaar en daarmee niet actueel zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 is aangepast om tijdelijk de geldigheidsduur van functies in het CBBS te verlengen tot 1 juli 2022.Dit betekent dat de geduide functies aan de schatting ten grondslag gelegd kunnen worden.
25. Ook gaat het volgens eiser om functies die niet thuis uitgevoerd kunnen worden. Deze beroepsgrond slaagt niet. Volgens het relevante beoordelingskader, zoals is neergelegd in artikel 6, tweede lid, Wet WIA, wordt voor het vaststellen van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen buiten beschouwing gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen en spelen arbeidsmarktfactoren geen rol bij de vraag of en zo ja welke in mate een verzekerde ongeschikt is te achten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een theoretische toets waarbij niet van belang is of het werk thuis uitgevoerd kan worden.
Toelichting van de signaleringen van de geduide functies
26. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 februari 2021 de signaleringen van een toelichting voorzien en toegelicht waarom de functies archiefmedewerker (SBC 553020), archiefmedewerker (SBC 315132) en administratief medewerker (SBC 315133) geschikt zijn voor eiser. De rechtbank heeft zich daarin kunnen vinden.
27. Uitgaande van de juistheid van de FML van 1 februari 2021 oordeelt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, in het rapport van 24 februari 2021 voldoende duidelijk en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de belastbaarheid in de geduide functies niet wordt overschreden. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank licht dit hierna per functie toe.
Archiefmedewerker (SBC 553020)
28. Eiser voert aan dat er geen rustige kantoortuinen zijn. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt wordt in een kantoortuin met gemiddeld vijf mensen gewerkt. Er zijn verder geen auditieve prikkels, zoals lawaai, luid pratende collega’s, radiogeluid en geluiden met hoge tonen. Ook zijn er geen visueel prikkelende beelden die de concentratie zouden kunnen verstoren. Hiermee is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de belasting binnen de marge. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt.
29. Eiser voert aan dat er verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de functie uitgevoerd kan worden gelet de beperking van eiser op punt 1.9.5. De motivering voor alle functies op punt 1.9.5 is categoriaal gegeven op pagina 9 van het rapport van de arbeidskundige beoordeling bezwaar, zo ook voor deze functie.
30. Eiser voert verder aan dat, omdat er met ICT gewerkt moet worden, het voor zich spreekt dat dat niet altijd correct functioneert als gevolg waarvan niet gesproken kan worden van steeds voorspelbare werkzaamheden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van veelvuldige storingen en onderbrekingen. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is geen sprake van externe omstandigheden die tijdens het regulier uitvoeren van de werkzaamheden het normale verloop van het werkproces verstoren.
31. Eiser voert aan dat punt 1.9.10 niet is behandeld in de arbeidskundige beoordeling. Dit punt is echter gemotiveerd op pagina 9 van het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Voor alle geduide functies geldt dat geen sprake is van eentonige werkzaamheden.
32. Eiser voert aan dat ook punt 2.12.6 niet is behandeld. Dit punt is gemotiveerd op pagina 10 van het rapport. Voor alle geduide functies geldt dat er gewerkt wordt in een prikkelarme werkomgeving met weinig omgevingsgeluiden.
Archiefmedewerker (SBC 315132)
33. Eiser voert aan dat punt 1.2.1 niet is gemotiveerd. Dit punt is gemotiveerd op pagina 9 van het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De geduide functies bestaan uit eenvoudig administratieve werkzaamheden waar de aandacht doorgaans overwegend gericht wordt op de taak waar aan wordt gewerkt.
34. Eiser stelt dat niet gesproken kan worden van een voorspelbare werksituatie, gelet op de hoge mate van accuratesse en verantwoordelijkheidsbesef. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht dat steeds sprake is van terugkerende, eenvoudig administratieve werkzaamheden. De eenvoud van het werk, waarbij ook de inhoud duidelijk is, zorgen voor een voldoende voorspelbare functie.
35. Eiser voert ook ten aanzien van deze functie aan dat met ICT-apparatuur altijd storingen optreden. Er moet klant- en servicegericht worden gewerkt zodat elke wens als onderbreking moet worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat in de functie geen sprake is van veelvuldige storingen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat voor de functie geldt dat sprake is van administratieve werkzaamheden die eenvoudig van aard zijn en worden gerealiseerd binnen een werkproces, dat weinig tussentijdse verstoringen en onderbrekingen geeft.
36. Eiser voert aan dat sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid nu het enerzijds gaat om werkzaamheden die niet eentonig zijn en het anderzijds om voorspelbare werkzaamheden gaat. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht dat de werkzaamheden niet eentonig zijn omdat bij de taakuitvoering ook sprake is van persoonlijke invulling en bij problemen is naast de werkroutine ook enige inventiviteit vereist. Er is volgens de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep sprake van een voorspelbare werksituatie wanneer de werknemer niet flexibel hoeft in te spelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en of taakinhoud. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
37. Eiser voert aan dat geen sprake is van een prikkelarme omgeving omdat met collega’s moet worden gewerkt in hetzelfde archief. De rechtbank merkt op dat prikkelarm niet hetzelfde is als prikkelloos en dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht heeft dat wordt gewerkt in een prikkelarme omgeving met weinig omgevingsgeluiden en zonder veel bewegende mensen of lawaai van machines.
38. Volgens eiser is ten aanzien van punt 3.6.1 niet onderbouwd waarom contact met stof in het archief in dezelfde mate zou voorkomen in het dagelijks leven. De rechtbank overweegt dat over dit onderwerp door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overleg is gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en die heeft aangegeven dat dit geen probleem is. Het allergie van eiser betreft een pollenallergie en geen stofallergie.
Administratief medewerker (document scannen) (SBC code 315133)
39. Eiser stelt dat het gaat om een viertal taken en dat de variatie ervan maakt dat niet kan worden gesproken van een voorspelbare werkomgeving omdat er steeds overleg nodig is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar uitgebreid gemotiveerd waarom de functie passend is en waarom in de functie geen sprake is van veelvuldige storingen. Voor de functie geldt dat volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep sprake is van administratieve werkzaamheden die eenvoudig van aard zijn en worden gerealiseerd binnen een werkproces dat weinig tussentijdse verstoringen en onderbrekingen geeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook voldoende gemotiveerd dat ten aanzien van deze functie geen sprake is van veelvuldige storingen en onderbrekingen door externe factoren. In de functie is geen sprake van veelvuldige storingen.
40. Eiser stelt dat sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid nu het enerzijds gaat om werkzaamheden die niet eentonig zijn en het anderzijds gaat om routinematige en voorspelbare werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat de werkzaamheden niet eentonig zijn omdat bij de taakuitvoering ook sprake is van persoonlijke invulling en bij problemen is, naast de werkroutine, ook enige inventiviteit vereist. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat sprake is van een voorspelbare werksituatie wanneer de werker niet flexibel hoeft in te spelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud.
41. Gelet op het voorgaande heeft verweerder deze functies aan de schatting ten grondslag kunnen leggen. Aan de hand van de geduide functies, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de theoretische verdiencapaciteit van eiser bepaald. Door deze verdiencapaciteit vervolgens af te zetten tegen het maatmaninkomen van eiser, heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid op correcte wijze vastgesteld op 54,20%. Het beroep in de zaak 21/1692 is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.