BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en A. Hoogenboom en J.P. Loof als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.
Bijlage: voor deze uitspraak relevante verdragsbepalingen, wettelijke regels en overige regels
Artikel 7a lid 1
De pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd zijn:
k. in 2022: 66 jaar en zeven maanden, respectievelijk 16 jaar en zeven maanden; (…).
Op pensioengerechtigden die in een bepaald kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt zijn de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd in de kalenderjaren daarna niet van toepassing.
Artikel 13 lid 1
Op het bruto-ouderdomspensioen, vastgesteld op grond van artikel 9, wordt een korting toegepast van 2% voor elk kalenderjaar, dat de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd, doch vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet verzekerd is geweest.
Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW
Artikel 4. Recht op overbruggingsuitkering
1. Recht op een overbruggingsuitkering heeft de persoon die is verzekerd of verzekerd is geweest op grond van de artikelen 6 en 6a van de AOW, alsmede de persoon, bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de AOW, of de persoon, bedoeld in de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 23 april 1985, nr. SZ/SV/VV/85/914, houdende spaarregeling gemoedsbezwaarden ex artikel 48 AOW (Stcrt. 87), indien hij:
op of na 1 januari 2013 de leeftijd van 65 jaar bereikt en op die dag of de eerste dag van de maand voor of na die dag als gevolg van een in een regeling als bedoeld in artikel 5 genoemde leeftijdsgrens van 65 jaar, geen recht meer heeft, of een lager recht heeft op een op 1 januari 2013 reeds lopende uitkering op grond van een regeling als bedoeld in artikel 5 dan wel na het bereiken van de volledige duur daarvan, een daarop aansluitende uitkering of uitkeringen op grond van een regeling als bedoeld in artikel 5;
over de zesde kalendermaand voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt een inkomen heeft dat gelijk is aan of lager dan 200% van het bruto-minimumloon, of indien hij een echtgenoot heeft een inkomen dat gelijk is aan of lager is dan 300% van het bruto-minimumloon, en
op 1 januari van het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt een vermogen heeft dat niet meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 5.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of indien hij een echtgenoot heeft, een gezamenlijk vermogen dat niet meer bedraagt dan tweemaal dat bedrag.
2. In afwijking van artikel 2 worden voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, niet als inkomen aangemerkt een eenmalige uitkering, een eenmalige tegemoetkoming of een eenmalige vergoeding.
3. Voor een persoon die de leeftijd van 65 jaar bereikt in de periode die aanvangt op 1 januari 2013 en eindigt voor 1 juli 2013, wiens uitkering op grond van een regeling als bedoeld in artikel 5 ingaat vóór of op 1 januari 2013 maar in of na de zesde kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de persoon de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, het inkomen van de persoon en zijn echtgenoot in aanmerking genomen over de kalendermaand volgend op de maand waarin het recht op een uitkering op grond van die regeling ingaat.
4. De Svb stelt op verzoek het inkomen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vast op het gemiddelde inkomen per maand, gerekend over een periode van de twaalfde tot de zesde kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.
Artikel 5. Regelingen
Als regeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, wordt aangemerkt:
een regeling voor vervroegde uitkering als bedoeld in artikel 38c van de Wet op de loonbelasting 1964;
een prepensioenregeling als bedoeld in artikel 38d van de Wet op de loonbelasting 1964;
een regeling voor overbruggingspensioen als bedoeld in artikel 38f van de Wet op de loonbelasting 1964;
een regeling als bedoeld in artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964;
en pensioenregeling als bedoeld in artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964;
een regeling voor functioneel leeftijdsontslag;
een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals deze gold op 31 december 2011;
een particuliere verzekering ter compensatie van het verschil in inkomen tussen het laatstverdiende loon en de hoogte van een uitkering op grond van artikel 34 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 64 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
een particuliere verzekering ter aanvulling van een uitkering op grond van artikel 33 van de Algemene nabestaandenwet; een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;
een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;
een periodieke uitkering uit hoofde van een stamrecht dat is verkregen uit een eenmalige uitkering die na beëindiging van de dienstbetrekking aan de werknemer in verband met die beëindiging is toegekend, mits de werknemer aantoont dat de eenmalige uitkering door de werkgever betaalbaar is gesteld om naar eigen inzicht van de werknemer te besteden;
een buitenlandse regeling die naar aard en strekking overeenkomt met een regeling als bedoeld in de onderdelen a tot en met k.
Eerste Protocol bij het EVRM
Artikel 1
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.