ECLI:NL:GHARL:2025:5389

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
200.305.293
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en zorgplicht van Groeivermogen N.V.

In deze zaak heeft de afnemer hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn vordering tegen Groeivermogen N.V. werd afgewezen. De afnemer had een effectenleaseovereenkomst afgesloten met Groeivermogen, waarbij hij geld leende en effecten kocht. Hij stelde dat Groeivermogen onvoldoende had gewaarschuwd voor de risico's van de overeenkomst, met name het risico van een restschuld bij tussentijdse beëindiging. De kantonrechter had het beroep op verjaring van Groeivermogen gehonoreerd en de afnemer niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de vorderingen van de afnemer niet zijn verjaard en dat Groeivermogen haar zorgplicht heeft geschonden. Het hof heeft de afnemer in het gelijk gesteld en Groeivermogen veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 3.805,27, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook de proceskosten aan de afnemer toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.305.293
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 8953459
arrest van 2 september 2025
in de zaak van
[de afnemer]
die woont in [woonplaats1]
hierna (in mannelijk enkelvoud): de afnemer
advocaat: mr. J.B. Maliepaard
en
Groeivermogen N.V.
die is gevestigd in Utrecht
hierna: Groeivermogen
advocaat: mr. W. de Jong

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De afnemer heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, (hierna: de kantonrechter) op 16 juni 2021 tussen partijen heeft uitgesproken (hierna: het bestreden vonnis). Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • het anticipatie-exploot van 10 januari 2022
  • het arrest van 3 mei 2022
  • de meervoudige mondelinge behandeling na aanbrengen (regiezitting) van 2 juni 2022 (tegelijk met 21 andere zaken tegen Groeivermogen), waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt, en waarbij de in het H-formulier van 19 mei 2022 genoemde producties zijn overgelegd
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord
  • het enkelvoudig regiegesprek op 15 november 2024 (tegelijk met 22 andere zaken tegen Groeivermogen), waarvan een verslag is opgemaakt
  • het verzoek van partijen om arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Deze zaak gaat over een effectenleaseovereenkomst ten aanzien van het product GroeiVermogen (hierna: de effectenleaseovereenkomst) die de afnemer met Groeivermogen heeft gesloten. Het product komt er in grote lijnen op neer dat Groeivermogen geld leent aan de afnemer en effecten voor hem koopt. Over een periode van vijftien jaar betaalt de afnemer rente en lost hij de lening af, waarna de aandelen aan hem worden geleverd of de opbrengst bij verkoop aan hem wordt uitgekeerd. De afnemer kan ervoor kiezen de rente en aflossing per vijf jaar vooruit te betalen. De afnemer kan het contract na vijf of tien jaar kosteloos tussentijds beëindigen. Dan kan hij de aandelen overnemen of worden deze verkocht en wordt de opbrengst verrekend met de nog openstaande aankoopsom. Als de opbrengst te laag is voor die aflossing, is sprake van een restschuld. De afnemer vindt dat Groeivermogen voor het risico daarop niet of onvoldoende heeft gewaarschuwd en in zoverre haar zorgplicht heeft geschonden. Groeivermogen bestrijdt dat.
2.2.
De afnemer heeft bij de kantonrechter gevorderd voor recht te verklaren dat Groeivermogen onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten, althans haar zorgplicht heeft geschonden jegens de afnemer en om Groeivermogen te veroordelen om aan de afnemer te voldoen al hetgeen hij uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst aan Groeivermogen heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proces- en nakosten.
2.3.
De kantonrechter heeft het beroep op verjaring van Groeivermogen gehonoreerd en de afnemer niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en hem veroordeeld in de proceskosten. De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.4.
Het hof zal beslissen dat de vorderingen niet zijn verjaard en dat de vorderingen deels toewijsbaar zijn. Het hof zal die beslissing toelichten.

3.De vaststaande feiten

Overeenkomst Groeivermogen en de afnemer3.1. Tussen Groeivermogen en de afnemer is de onderstaande effectenleaseovereenkomst tot stand gekomen (hierna: de overeenkomst).
Contractnr.
Naam overeenkomst
Datum overeenkomst
Datum eindafrekening
Restschuld bij beëindiging overeenkomst
[nummer1]
GroeiVermogen
12 februari 1998
3 maart 2003
€ 5.707,91
3.2.
In de door Groeivermogen opgestelde en overgelegde brochure over het product GroeiVermogen, die, naar het hof begrijpt, ook aan de afnemer is verstrekt, is onder meer het volgende opgenomen:
“Toprendement komt binnen uw vermogen.
De belangrijkste voordelen van bestaande vormen van vermogensopbouw (spaarrekeningen, aandelen, verzekeringen) zijn gecombineerd tot een uitgekiende formule: GroeiVermogen.
GroeiVermogen is gebaseerd op het principe van effectenlease. U betaalt. maandelijks een vast bedrag. In ruil hiervoor heeft u direct recht op de opbrengsten van een portefeuille aandelen. GroeiVermogen financiert de aankoop voor 100%. Na 15 jaar bent u definitief eigenaar van dit aandelenpakket, terwijl u al vanaf de eerste dag van deelname profiteert van alle opbrengsten.
Uw persoonlijke prognose.
In uw persoonlijke prognose ziet u wat GroeiVermogen na 5,10 of 15 jaar belastingvrij kan opleveren. Deze opbrengst is berekend op basis van het door u gewenste maandbedrag (vanaf f 50,-) en uw persoonlijke fiscale situatie. Zoals u ziet, is het rendement bijzonder hoog. Maar, het is wel realistisch. (…)
Uw rendement is hoog.
Aandelen kunnen meer opleveren dan een spaarrekening, dat is een feit. De waardestijging van aandelen (koerswinst) incasseert u bij verkoop van uw aandelen en is belastingvrij. Uw winst met GroeiVermogen is uiteraard niet gegarandeerd: die hangt af van de ontwikkelingen op de beurs. Daarom besteden onze beleggingsexperts de grootste zorg aan de keuze van de aandelen. GroeiVermogen belegt in aandelen van vier solide ondernemingen verspreid over verschillende bedrijfssectoren: ABN Amro, Dordtsche Petroleum, Ahold en Elsevier.
De afgelopen 20 jaar realiseerden deze aandelen een gemiddelde koerswinst van 16,5% jaarlijks. Maar historisch rendement biedt geen garantie voor de toekomst. Om die reden is de berekening in uw persoonlijke prognose gebaseerd op een 25% lager resultaat (namelijk 12,4%). (…)
De waarde van een belegging in aandelen kan fluctueren. Hoe korter de beleggingsperiode, hoe sterker de invloed van koersfluctuaties merkbaar is. Wij adviseren u daarom deel te nemen voor een periode van tenminste 5 jaar.
Risico afdekken
Wilt u helemaal geen koersrisico lopen? Ook dat kan. U sluit dan een 0% Koersrisico verzekering af. Deze verzekering biedt u de garantie dat u na 5 jaar uw aandelen voor ten minste de aankoopkoers kunt verkopen. Zo profiteert u zonder koersrisico toch van de opbrengsten van uw aandelen. De premie voor deze verzekering wordt ineens verrekend of via een opslag op uw maandbedrag. (…)
U kunt uw winst nemen, wanneer u wilt.
Na 15 jaar bent u definitief eigenaar van aandelen. Deze worden op uw verzoek geleverd in een effectendepot naar keuze. De koerswinst die u ontvangt als u uw aandelen verkoopt, is belastingvrij. Van ons hoeft u de 15-jarige periode overigens niet vol te maken. Iedere 5 jaar bieden wij u de keuze uit de volgende mogelijkheden:
1. U gaat verder op de gekozen manier
Een maand voor het verstrijken van de eerste 5-jaarsperiode stellen wij u schriftelijk op de hoogte van het nieuwe rentetarief en herberekenen wij uw maandbedrag. Hiervan ontvangt u bericht in de vorm van een nieuw lease-overzicht waarin de termijnen vastgelegd zijn.
2. Niet meer sparen, alleen rendement
Wij kunnen u aanbieden de financiering om te zetten in een vorm waarin u over het resterende financieringsdeel geen aflossing meer betaalt, maar uitsluitend rente. U spaart dan niet meer, maar houdt maximaal fiscaal voordeel en de opbrengsten van de aandelen blijven volledig voor u.
3. Tussentijds beëindigen
Het is mogelijk om tussentijds uw winst te nemen zonder dat u last heeft van enige fiscale beperking. Na afloop van elke 5-jaarsperiode kan dit altijd kosteloos. Gratis beëindigen geldt ook bij aankoop van een huis of bij overlijden. Het verschil tussen de opbrengst van de aandelen en het restant van de financiering wordt dan met u verrekend. U kunt overigens op elk moment besluiten af te zien van verdere deelname. Binnen een 5-jaarsperiode zijn daar kosten aan verbonden (0,25% x de af te lossen financiering x het aantal maanden voor afloop van een 5-jaarsperiode).”
3.3.
In de door GroeiVermogen opgestelde effectenleaseovereenkomst staat onder meer het volgende:
“1. De belegging
De belegging bedraagt fl 45.827 voor gelijke delen te beleggen in de aandelen (de "Aandelen")
I: ABN AMRO Holding, II AAhold, III: Dordtsche Petr. Ind. Mij, IV: Elsevier.
GroeiVermogen NV (hierna te noemen “GroeiVermogen") blijft eigenaar van de Aandelen totdat ik aan GroeiVermogen al hetgeen GroeiVermogen van mij uit hoofde van de overeenkomst te vorderen heeft, heb betaald.
2. Financiering van de belegging
De aankoopsom van de Aandelen wordt betaald door GroeiVermogen. Alle baten, lasten en waardeveranderingen met betrekking tot de Aandelen komen voor mijn rekening. De looptijd van de deelname is 180 maanden. Ik ben aan GroeiVermogen een maandelijks deelnamebedrag verschuldigd van fl 550,00 per maand (samengesteld uit rente en aflossing). Dit deelnamebedrag is gebaseerd op een rentetarief van 1% per maand (12,68 % effectief per jaar). Renteherziening vindt steeds plaats na 60 maanden. Aflossing van de aankoopsom vindt plaats met het aflossingsdeel (annuïtair) in de deelnamebedragen.
3. Eerste 60 maanden vooruitbetalen
Ik wil de eerste 60 maandelijkse deelnamebedragen ineens vooruitbetalen. (…)
8. Verklaring
Ik verklaar dat de gegevens op deze overeenkomst volledig en juist zijn en wens een lease-overeenkomst met GroeiVermogen aan te gaan op basis van de voorwaarden zoals deze op deze overeenkomst en de voorwaarden GroeiVermoger 12/97 zijn vermeld. Na acceptatie door GroeiVermogen zal de overeenkomst als lease-overeenkomst van kracht zijn. Ik heb van de in deze overeenkomst en vorenbedoelde voorwaarden verstrekte informatie kennisgenomen en ben mij bewust van de risico's die aan de beleggingen onder deze overeenkomst zijn verbonden.”
3.4.
In de door Groeivermogen opgestelde en overgelegde “Voorwaarden GroeiVermogen 12/97”, die, naar het hof begrijpt, de voorwaarden zijn die gelden voor de effectenleaseovereenkomst met afnemer, is onder meer het volgende opgenomen:
“2. Aankoop Aandelen/beëindiging
2.1.
GroeiVermogen zal (…) de Aandelen kopen. De Aandelen worden geadministreerd in een effectendepot bij KBW Wesselius Effectenbank N.V. ten name van de Cliënt onder vermelding van “inzake uw contract GroeiVermogen” een en ander met inachtneming van hetgeen in artikel 1 van de overeenkomst is gesteld ten aanzien van het eigendom.
2.2.
Na afloop van de derde renteperiode en onder de voorwaarde dat de Cliënt het door hem onder de overeenkomst aan GroeiVermogen verschuldigde aan GroeiVermogen heeft betaald, zal GroeiVermogen de Aandelen aan de Cliënt leveren in een op naam van de Cliënt gesteld aandelendepot bij KBW Wesselius Effectenbank N.V. of een andere door de Cliënt aangewezen instelling. (…)
5. Tussentijdse beëindiging/vervroegde aflossing
5.1.
De Cliënt heeft aan het eind van de eerste en tweede renteperiode het recht de overeenkomst eenzijdig tussentijds te beëindigen zonder dat GroeiVermogen daarvoor kosten in rekening brengt. (…) De Cliënt is bij een dergelijke beëindiging de Aankoopsom, verminderd met het aflossingsdeel van reeds eerder betaalde maandbedragen, aan GroeiVermogen verschuldigd. Tenzij de Cliënt in zijn verzoek tot tussentijdse beëindiging aangeeft van welke in artikel 5.3. genoemde keuzemogelijkheden hij gebruik wenst te maken, zal de in artikel 5.3.a. genoemde mogelijkheid van toepassing zijn.
5.2.
De Cliënt kan te allen tijde Groeivermogen schriftelijk verzoeken hem toe te staan de Aankoopsom en, indien van toepassing, de premie voor de 0% Koersrisico verzekering, verminderd met het aflossingsbestanddeel van de reeds betaalde deelnamebedragen, volledig vervroegd af te lossen. (…) In geval van vervroegde aflossing door de Cliënt is GroeiVermogen bevoegd de Cliënt te verplichten een schadevergoeding aan GroeiVermogen te betalen die 0,25% bedraagt van het nog af te lossen gedeelte van de Aankoopsom en, indien van toepassing, de premie voor de 0% Koersrisico verzekering, vermenigvuldigd met het aantal maanden dat ligt tussen het moment waarop de Cliënt de vervroegde aflossing wenst te doen tot het einde van de lopende renteperiode. (…)
5.3.
Ter keuze aan de Cliënt kan de Cliënt bij tussentijdse beëindiging of volledige vervroegde aflossing:
a. de Aandelen, zonder kosten, laten verkopen door GroeiVermogen ter betaling van al hetgeen de Cliënt aan GroeiVermogen verschuldigd is uit hoofde van de overeenkomst, hierna te noemen: het verschuldigde. (…) Indien de opbrengst van de verkoop van de Aandelen het verschuldigde overtreft zal GroeiVermogen het verschil binnen zeven werkdagen na de datum van verkoop laten bijschrijven op de Incassorekening. (…) Indien en voorzover de opbrengst van de verkoop van de Aandelen lager is dan het verschuldigde, is de Cliënt het verschil verschuldigd aan GroeiVermogen. GroeiVermogen zal de Cliënt daartoe een nota doen toekomen die terstond door de Cliënt zal worden voldaan op de in artikel 3.1. voorziene wijze.
b. het verschuldigde aan GroeiVermogen betalen. Na ontvangst van de betaling zal GroeiVermogen de Aandelen aan de Cliënt leveren. (…)
10. 0% Koersrisico verzekering
Indien de C1iënt een 0% Koersrisico verzekering heeft genomen, heeft hij het recht op de laatste dag van de eerste renteperiode ingeval van tussentijdse beëindiging, de Aandelen aan GroeiVermogen te verkopen tegen een prijs die gelijk is aan de Aankoopsom.”
3.5.
Op 18 december 2000 heeft GroeiVermogen een brief aan de afnemer gestuurd en hem de mogelijkheid geboden zijn effectenleaseovereenkomst om te zetten in het product GroeiVermogen Click Extra. Met dat laatste product kon 90% van de behaalde waarde van de effectenportefeuille in de effectenleaseovereenkomst worden vastgezet. In de bij de brief gevoegde vergelijking tussen het product GroeiVermogen en Click Extra staat vermeld dat bij het product GroeiVermogen het neerwaartse risico niet is afgeschermd, tenzij een 0% Koersrisico verzekering is afgesloten, en dat bij Click Extra dit neerwaartse risico wel is afgeschermd voor de garantiewaarde. In een bijgevoegd rekenvoorbeeld staat: “
De waarde van uw belegging kan fluctueren. Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.” De afnemer heeft, naar het hof begrijpt, zijn effectenleaseovereenkomst niet omgezet in het product GroeiVermogen Click Extra.
3.6.
De afnemer heeft de rente en aflossing voor de eerste periode van vijf jaar vooruitbetaald. Na afloop van die periode heeft de afnemer de effectenleaseovereenkomst tussentijds beëindigd. De afnemer heeft op 27 maart 2003 de restschuld aan Groeivermogen voldaan. De afnemer had geen 0% Koersrisico verzekering.
Procesverloop collectieve procedure VCG
3.7.
Bij dagvaarding van 2 mei 2005 heeft de Vereniging Consument & Geldzaken (hierna: VCG), samen met dertien individuele eisers - waaronder niet de afnemer - , (onder meer) gevorderd voor recht te verklaren dat Groeivermogen is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen en/of onrechtmatig heeft gehandeld vanwege de schending van de op haar rustende zorgplicht jegens particuliere cliënten (hierna: de collectieve actie).
3.8.
Bij vonnis van 8 augustus 2007 heeft de rechtbank Utrecht deze vordering gedeeltelijk toegewezen en (onder 8.1) voor recht verklaard dat Groeivermogen ten aanzien van de contracten GroeiVermogen, BeursVersneller, VermogensVersneller en KoerswinstStapelaar onrechtmatig heeft gehandeld vanwege de schending van de op haar rustende zorgplicht jegens haar particuliere cliënten. Daarnaast heeft de rechtbank aan één individuele eiser schadevergoeding toekend. [1]
3.9.
VCG en de overige individuele eisers hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Na gedeeltelijk royement, is dit hoger beroep enkel ten aanzien van VCG voortgezet. Het gerechtshof Amsterdam (nevenzittingsplaats Arnhem) heeft op 25 maart 2014, [2] 21 april 2015 [3] en 26 februari 2019 [4] een drietal tussenarresten gewezen.
3.10.
Op 20 augustus 2019 [5] heeft dit hof eindarrest gewezen. Het hof heeft daarin het vonnis van de rechtbank Utrecht van 8 augustus 2007 bekrachtigd, behoudens voor wat betreft de verklaring voor recht onder 8.1, dit vonnis in zoverre vernietigd en (met compensatie van kosten en onder afwijzing van alle overige vorderingen) als volgt beslist:
“verklaart voor recht dat Groeivermogen wat betreft het Contract GroeiVermogen en wat betreft die tranches van het Contract VermogensVersneller die een restschuldrisico kenden, onrechtmatig heeft gehandeld door schending van de op haar rustende bijzondere zorgplicht;
verklaart voor recht dat Groeivermogen onrechtmatig heeft gehandeld door cliënten aan te nemen van een cliëntenremisier zonder vergunning, indien de cliëntenremisier jegens de belegger als financieel adviseur is opgetreden en Groeivermogen hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn;
3.11.
Tegen het eindarrest is geen cassatieberoep ingesteld, zodat dit arrest op 20 november 2019 in kracht van gewijsde is gegaan.

4.De toelichting op de beslissing van het hof

Valt het product onder de collectieve actie?
4.1.
Partijen verschillen van mening over de beantwoording van de vraag of het product dat de afnemer bij Groeivermogen heeft aangeschaft, dus het product Groeivermogen, valt onder het bereik van de gevoerde collectieve actie. Deze vraag is van belang voor het verweer van Groeivermogen dat de vordering van de afnemer is verjaard en voor de stelling van de afnemer dat Groeivermogen haar zorgplicht heeft geschonden. Afnemer beantwoordt die vraag bevestigend. Volgens Groeivermogen heeft de uitspraak in de collectieve actie, voor zover het betreft haar product GroeiVermogen, alleen betrekking op het product GroeiVermogen dat is aangeboden door haar toenmalige groepsmaatschappij KBW Effectenbank N.V. (hierna: KBW), waarvan GroeiVermogen de activiteiten in 1997 heeft overgenomen. GroeiVermogen zelf heeft het product GroeiVermogen vanaf mei 1997 aangeboden.
4.2.
Het hof is het eens met het standpunt van afnemer. Als wordt gekeken naar de vorderingen van VCG zoals die zijn ingesteld in de collectieve procedure en de beoordeling door de rechtbank en het hof, blijkt daaruit dat de inzet daarvan was de zorgplichtschending ten tijde van het aangaan van diverse producten van Groeivermogen, waaronder het product GroeiVermogen. [6] Dat de over dit product verstrekte informatie (brochures) door de jaren heen enkele (meestal kleine) wijzigingen heeft ondergaan is bij de beoordeling van de collectieve actie expliciet onderkend. [7] Niettemin heeft de rechtbank geoordeeld dat Groeivermogen in haar zorgplicht jegens de deelnemers van dit product is tekortgeschoten omdat zij onvoldoende heeft gewaarschuwd voor het risico van het verlies van de inleg en het ontstaan van een restschuld bij tussentijdse beëindiging en omdat de informatie onvolledig was over het met dit product te behalen rendement, wilden de deelnemers aan het einde van de looptijd een uitkering ontvangen die hun investering minus eventueel fiscaal voordeel zou overtreffen. [8]
4.3.
Uit het vonnis blijkt dat de rechtbank Utrecht bij zijn oordeel (mede) is afgegaan op een document met de voorwaarden van het product GroeiVermogen met nummer 12/96, zoals aangeboden door KBW. [9] Niet blijkt welke versie(s) van de brochure GroeiVermogen en overeenkomst GroeiVermogen de rechtbank Utrecht heeft beoordeeld. De afnemer heeft onweersproken aangevoerd dat de rechtbank ook beschikte over de documentatie van eind 1997, in verband met een van de gelijklopende individuele procedures. [10] Hoe dan ook zijn de hiervoor onder 3.2 tot en met 3.4 geciteerde passages (waarop Groeivermogen zich heeft beroepen) nagenoeg identiek aan de corresponderende passages die de rechtbank Utrecht in haar vonnis (rov. 4.3-4.5) heeft geciteerd. Groeivermogen heeft in de onderhavige procedure niet (voldoende onderbouwd) gewezen op relevante andere waarschuwingen in andere versies van documentatie van het product GroeiVermogen dan die de rechtbank Utrecht in haar vonnis heeft meegewogen. De toevoegingen dat de waarde van beleggingen kan fluctueren en rendementen uit het verleden geen garantie voor de toekomst bieden, als de rechtbank die al niet in haar beoordeling zou hebben meegewogen, vallen onder de door de rechtbank bedoelde kleine wijzigingen en bevatten overigens niet de duidelijke en niet mis te verstane waarschuwingen die de rechtbank in de documentatie miste. Dat de beoordeelde versie van de voorwaarden (ook) is gebruikt door KBW en naar KBW verwijst, doet daarom niet af aan het bereik van de beoordeling door de rechtbank Utrecht.
4.4.
In het hoger beroep in de collectieve procedure heeft Groeivermogen aangevoerd dat zij een eventuele zorgplichtschending wat betreft het product GroeiVermogen heeft goedgemaakt door afnemers het contract Click Extra aan te bieden. Daarover overwoog het hof: [11]
Uitgaande van de zorgplichtschending die de rechtbank ten aanzien van het contract GroeiVermogen heeft vastgesteld (r.o. 6.64) overweegt het hof dat die schending zou kunnen worden goedgemaakt door een deugdelijk alternatief aan te bieden voordat de schending tot schade heeft geleid. Daarvoor is dan wel vereist dat bij dat aanbod alsnog indringend en in niet mis te verstane bewoordingen wordt gewaarschuwd voor het risico van een restschuld, als het aangeboden alternatief niet wordt benut. Bij gebreke daarvan is immers alleszins denkbaar dat een deelnemer het aanbod niet aanvaardt, omdat hij zich nog steeds niet bewust is van de risico’s. Dat Groeivermogen bij het aanbod van het contract Click Extra alsnog op die wijze heeft gewaarschuwd voor de risico’s die ongewijzigde voortzetting van het contract GroeiVermogen kon meebrengen, stelt zij echter niet en blijkt ook niet uit de stukken waarnaar zij verwijst.” GroeiVermogen voert in de onderhavige procedure terecht aan dat zij alsnog kan onderbouwen dat zij de afnemer hierover wel individueel heeft gewaarschuwd. Dat verweer komt hierna nog aan de orde maar maakt niet dat het product GroeiVermogen niet onder het bereik van de collectieve procedure zou vallen. Uit het voorgaande volgt dat het contract GroeiVermogen onderdeel heeft uitgemaakt van de rechtsstrijd in de collectieve procedure en de vordering van afnemer die is gebaseerd op het contract GroeiVermogen onder het bereik van de collectieve actie valt.
Beroep op verjaring slaagt niet
4.5.
Met zijn grieven (klachten) bestrijdt de afnemer het oordeel van de kantonrechter dat zijn vordering is verjaard omdat hij die niet op de voet van artikel 3:316 lid 2 BW binnen zes maanden na het eindigen van de collectieve procedure heeft ingesteld (gevolgd door toewijzing van de vordering).
4.6.
In zijn tussenarrest van 21 februari 2023 [12] in de zaak [afnemerX] /Groeivermogen heeft dit hof het beroep op verjaring door Groeivermogen verworpen. De Hoge Raad heeft de juistheid van de oordelen van het hof bevestigd en het cassatieberoep tegen de uitspraak van het hof verworpen in zijn arrest van 27 september 2024. [13] Wat het hof in de zaak [afnemerX] /Groeivermogen heeft geoordeeld neemt het hof over in deze zaak. De feiten in de onderhavige zaak verschillen op de voor het beroep op verjaring relevante punten niet van die in de zaak [afnemerX] /Groeivermogen. Ook in deze zaak is niet in geschil dat de verjaringstermijn nog liep op het moment waarop de collectieve procedure aanhangig werd gemaakt. Ook het onderhavige product valt onder het bereik van de collectieve actie (zie 4.1 tot en met 4.4). Uitgangspunt is dat het instellen van de vordering van de Vereniging Consument en Geldzaken in de collectieve actie de verjaring van individuele vorderingen die op de collectieve actie aansluiten, op de voet van artikel 3:316 lid 1 BW heeft gestuit totdat de uitspraak in de collectieve actie in kracht van gewijsde is gegaan. Toewijzing in die collectieve procedure van de gevorderde verklaring voor recht brengt mee dat vanaf de dag na het in kracht van gewijsde gaan van de toewijzende uitspraak in de collectieve actie een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen voor de vorderingen van individuele belanghebbenden die op de collectieve actie aansluiten, die gelijk is aan de oorspronkelijke verjaringstermijn, in dit geval vijf jaar. Het eindarrest van het hof van 20 augustus 2019 in de collectieve actie heeft op 20 november 2019 kracht van gewijsde gekregen. Vanaf 21 november 2019 is voor de onderhavige vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar gaan lopen.
4.7.
De vordering is ruimschoots binnen die termijn in rechte ingesteld en dus faalt het beroep op verjaring.
4.8.
Daarmee slagen de grieven. Dat brengt mee dat het hof zich alsnog moet buigen over de vordering zoals die bij de kantonrechter is ingesteld en de daartegen aangevoerde andere verweren dan het beroep op verjaring. Het hof zal achtereenvolgens bespreken:
  • het beroep op schending van de klachtplicht
  • de schending van de zorgplicht
  • het causaal verband
  • de omvang van de schadevergoedingsplicht/eigen schuld
  • de omvang van de schade/voordeelsverrekening
  • wettelijke rente
  • buitengerechtelijke kosten.
Beroep op schending van de klachtplicht slaagt niet
4.9.
Volgens Groeivermogen is het recht van de afnemer om schadevergoeding te vorderen, komen te vervallen, omdat de afnemer niet binnen bekwame tijd na het (kunnen) ontdekken van het gebrek in de prestatie van de zijde van Groeivermogen hierover bij Groeivermogen heeft geprotesteerd. Volgens Groeivermogen is pas voor het eerst inhoudelijk over schending van de zorgplicht geklaagd in de inleidende dagvaarding.
4.10.
De vordering van de afnemer is gebaseerd op de stelling dat Groeivermogen bij het aangaan van de overeenkomst haar jegens de afnemer in acht te nemen zorgplicht heeft geschonden door niet of onvoldoende te waarschuwen voor het risico van een restschuld.
4.11.
Artikel 6:89 BW is van toepassing op alle verbintenissen, waaronder volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ook de verbintenissen die voor een bank in het kader van een beleggingsadviesrelatie uit haar zorgplicht jegens haar afnemer voortvloeien [14] . Het hof gaat ervan uit dat ook in deze zaak, waar het gaat om een beroep op schending van de zorgplicht door een professionele dienstverlener op het terrein van beleggingen in effecten
in de precontractuele fase, de klachtplicht van toepassing is. Het anders luidende standpunt van de afnemer is gebaseerd op de opvatting dat bij een vordering gebaseerd op onrechtmatige daad een beroep op de klachtplicht categorisch is uitgesloten. Die opvatting ziet eraan voorbij dat ook bij een vordering gebaseerd op onrechtmatige daad een beroep op de klachtplicht mogelijk is als de vordering is gericht tegen een schuldenaar en is gebaseerd op feiten die tevens de stelling zouden rechtvaardigen dat de prestatie niet aan de verbintenis beantwoordt [15] . Die verbintenis vloeit in dit geval voort uit de redelijkheid en billijkheid die partijen in de precontractuele fase jegens elkaar in acht moeten nemen. Vervolgens is nog wel de vraag of (het verwijt luidt dat) de zorgplicht in het geheel niet is nagekomen – dus dat er niet is gepresteerd, in welk geval de klachtplicht niet geldt – of dat onvoldoende/gebrekkig is nagekomen, in welk geval de klachtplicht wel geldt. Het hof zal bij de verdere beoordeling veronderstellenderwijs van het laatste uitgaan, aangezien zal blijken dat dit Groeivermogen niet zal baten.
4.12.
Indien de schuldenaar het verweer voert dat niet tijdig is geklaagd, is het aan de schuldeiser om gemotiveerd te stellen en zo nodig te bewijzen dat er geklaagd is en op welk moment. Vervolgens is het aan de schuldenaar om het bevrijdend verweer te voeren dat dit moment van klagen niet tijdig was. De schuldenaar dient dus de feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit voortvloeit dat er niet meer gesproken kan worden over een tijdige klacht. Het gaat dan in dit geval om feiten en omstandigheden waaruit kan volgen op welk moment de afnemer heeft ontdekt of bij een redelijkerwijs van hem te vergen onderzoek had behoren te ontdekken dat Groeivermogen haar zorgplicht had geschonden, alsmede dat het tijdsverloop vanaf dat moment tot aan het moment waarop de afnemer geklaagd heeft zo lang is geweest dat niet kan worden gesproken van een tijdige klacht als bedoeld in artikel 6:89 BW. [16]
4.13.
De afnemer heeft aangevoerd dat, zo begrijpt het hof, in 2006 door hem is geklaagd en verwijst daartoe naar de bij conclusie van repliek overgelegde correspondentie. Groeivermogen zegt wel dat in die correspondentie de klacht niet is toegesneden op het thans gemaakte verwijt, maar daar gaat het hof aan voorbij nu in de sommatie tevens een beroep is gedaan op onder meer de grondslag onrechtmatige daad, met het voorbehoud de grondslagen nog verder uit te breiden en omdat uit de overgelegde ontvangstbevestiging van Groeivermogen blijkt dat zijzelf heeft begrepen dat ook de schending van de zorgplicht aan de orde is of kan komen. Bovendien was Groeivermogen op dat moment al bekend met de ingestelde eis in de collectieve procedure, waar de zorgplichtschending een van de belangrijkste grondslagen was. Het is zelfs de vraag of het instellen van die eis niet al heeft te gelden als het indienen van een klacht ten behoeve van alle individuele afnemers wier vorderingen op de collectieve actie aansluiten [17] , maar daarover is door de afnemer niets gesteld. Groeivermogen klaagt over het grote tijdsverloop tussen het aangaan van het contract respectievelijk het aflopen van het contract en het instellen van de eis in deze procedure, maar daar gaat het niet om. Groeivermogen had moeten stellen dat en waarom het klagen in 2006 niet tijdig was, en met name wanneer de afnemer in haar visie dan heeft ontdekt of had behoren te ontdekken dat Groeivermogen haar zorgplicht heeft geschonden. Stellingen daarover ontbreken. Het enkele gegeven dat het contract in 2003 met een restschuld is geëindigd is daartoe niet voldoende (en stelt Groeivermogen als zodanig ook niet).
4.14.
De slotsom is dan ook dat Groeivermogen haar stelling dat de afnemer niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd, onvoldoende heeft onderbouwd. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Groeivermogen heeft haar zorgplicht geschonden
4.15.
Volgens de afnemer heeft Groeivermogen haar jegens de afnemer in acht te nemen zorgplicht geschonden, door voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst de afnemer niet of onvoldoende te waarschuwen voor de specifieke risico’s die aan de overeenkomst waren verbonden, waaronder het risico van het ontstaan van een restschuld bij tegenvallende koersontwikkelingen.
4.16.
Groeivermogen betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Naast haar hiervoor al verworpen verweer dat het onderhavige product geen onderdeel was van de collectieve actie, betoogt Groeivermogen dat de risico’s in de schriftelijk informatie die voorafgaand aan de overeenkomst is verstrekt voldoende aan de orde zijn gesteld en dat zij een eventuele zorgplichtschending heeft “goedgemaakt” door de afnemer het contract Click Extra aan te bieden. Verder had de afnemer het restschuld risico kunnen afdekken door het sluiten van een koersrisicoverzekering, die door Groeivermogen werd aangeboden. De afnemer heeft er echter voor gekozen deze verzekering niet te sluiten. Het hof verwerpt ook dat betoog.
4.17.
Op Groeivermogen rust als professionele dienstverlener op het terrein van beleggingen in effecten en aanverwante financiële diensten jegens de personen met wie zij een effectenleaseovereenkomst zal aangaan een bijzondere zorgplicht die ertoe strekt particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. Dit brengt onder omstandigheden onder meer mee dat een professionele dienstverlener duidelijk en in niet mis te verstane bewoordingen moet wijzen op het risico van een restschuld. Deze bijzondere zorgplicht volgt uit hetgeen waartoe de eisen van redelijkheid en billijkheid een effecteninstelling, in aanmerking genomen haar maatschappelijke functie en haar deskundigheid, verplichten in gevallen waarin een persoon haar kenbaar heeft gemaakt een overeenkomst als het product GroeiVermogen te willen aangaan en deze instelling daartoe ook een aanbod heeft gedaan. De reikwijdte van deze bijzondere zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van deskundigheid en relevante ervaringen van de betrokken wederpartij, de ingewikkeldheid van het beleggingsproduct en de daaraan verbonden risico's, en de regelgeving tot nakoming waarvan de effecteninstelling is gehouden, met inbegrip van de voor haar geldende gedragsregels. [18]
4.18.
In zijn eindarrest van 20 augustus 2019 inzake de collectieve actie heeft het hof (onder meer) beslist dat Groeivermogen wat betreft het product GroeiVermogen onrechtmatig heeft gehandeld door schending van de op haar rustende zorgplicht. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank overgenomen, die inhoudt dat in de documentatie over het product Groeivermogen onvoldoende werd gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat de afnemer aan het einde van de looptijd of bij tussentijdse beëindiging zijn inleg niet terugverdient en bij tussentijdse beëindiging moet bijbetalen zodat een restschuld zou overblijven, terwijl de verstrekte informatie ook onvolledig was omdat niet duidelijk werd gemaakt met welk percentage de koers van de aandelen diende te stijgen wilde een deelnemer, aan het eind van de looptijd een uitkering ontvangen die zijn investering minus eventueel fiscaal voordeel, zou overtreffen. [19]
4.19.
De collectieve actie van VCG was gebaseerd op artikel 3:305a BW, zoals deze bepaling gold tot de inwerkingtreding per 1 januari 2020 van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Aan de uitspraak van het hof in de collectieve procedure kan in deze zaak geen beroep op gezag van gewijsde worden ontleend, maar aan die uitspraak komt wel een sterke precedentwerking toe. Het ligt in de rede het in deze procedure gegeven oordeel over de onrechtmatigheid tot uitgangspunt te nemen in de afzonderlijke vervolgprocedures. In het oordeel over de onrechtmatigheid is immers het in art. 3:305a BW bedoelde gelijksoortige belang gelegen van de afnemers ten behoeve van wie VCG de collectieve actie heeft ingesteld. Aldus wordt ook een effectieve en efficiënte rechtsbescherming geboden, mede doordat zo tegenstrijdige beslissingen omtrent de onrechtmatigheidsvraag voorkomen kunnen worden, hetgeen ook in het belang van Groeivermogen is. [20]
4.20.
In de collectieve procedure is geoordeeld dat en waarom Groeivermogen in haar zorgplicht is tekortgeschoten. Het hof schaart zich in deze zaak achter de oordelen die in de collectieve actie zijn gegeven en neemt die hier over. De documentatie waarop Groeivermogen zich in deze zaak beroept is daarbij in de beoordeling betrokken. Het hof voegt daaraan toe dat in de onderhavige overeenkomst de afnemer weliswaar verklaart dat de waardeveranderingen met betrekking tot de aandelen voor zijn rekening komen en in de voorwaarden is opgenomen dat als de opbrengst bij de verkoop van de aandelen lager is dan het verschuldigde, de afnemer het verschil verschuldigd is aan Groeivermogen, maar de brochure geen waarschuwingen bevat terwijl de in de overeenkomst en voorwaarden opgenomen mededelingen worden gerelativeerd door geruststellende teksten met de strekking dat het rendement bijzonder hoog maar wel realistisch is. Aldus wordt de afnemer per saldo onvoldoende ingescherpt dat hier sprake is van een reëel risico en hoe groot dat risico is.
4.21.
Groeivermogen heeft in deze zaak ook niet gesteld dat zij de afnemer over de hiervoor bedoelde risico’s nader mondeling heeft geïnformeerd. Groeivermogen meent dat de afnemer voldoende deskundigheid bezat om de ingewikkeldheid van de overeenkomst en de daaraan verbonden risico’s te doorgronden. Zij wijst er daarbij op dat de afnemer voldoende saldo had, de inleg vooruit kon betalen en dat hij eerder een effectenleaseovereenkomst had gesloten. Die omstandigheden vormen een onvoldoende onderbouwing voor het standpunt van Groeivermogen in het licht van het onweersproken betoog van de afnemer dat hij een verstandelijke beperking heeft en bij een sociale werkplaats werkte ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat de afnemer de hiervoor bedoelde deskundigheid niet bezat. Dat betekent dat Groeivermogen in dit opzicht voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet aan haar zorgplicht heeft voldaan.
4.22.
Groeivermogen heeft verder betoogd dat zij een eventuele zorgplichtschending heeft goedgemaakt door de afnemer in 2000 het contract Click Extra aan te bieden. Daarover heeft het hof in de collectieve procedure overwogen (zie 4.4) dat voor dit “goedmaken” is vereist dat bij dat aanbod alsnog indringend en in niet mis te verstane bewoordingen wordt gewaarschuwd voor het risico van een restschuld, als het aangeboden alternatief niet wordt benut. Dat oordeel neemt het hof hier over. In de onderhavige procedure heeft Groeivermogen (zie 3.5) gewezen op de bij het aanbod gevoegde vergelijking tussen het product GroeiVermogen en Click Extra, waar staat vermeld dat bij het product GroeiVermogen het neerwaartse risico niet is afgeschermd en bij Click Extra (deels) wel. Daarbij is verder de waarschuwing gevoegd dat de waarde van de belegging kan fluctueren en resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst bieden. Die teksten bevatten, mede in het licht van de eerder verstrekte en hiervoor genoemde geruststellende informatie, geen indringende en in niet mis te verstane bewoordingen vervatte waarschuwing voor het risico dat de afnemer, bij voortzetting van het product GroeiVermogen, zijn inleg niet zou terugverdienen en bij tussentijdse beëindiging een restschuld zou overhouden. Groeivermogens betoog slaagt daarom niet.
Er is causaal verband met de schade
4.23.
Aan haar betwisting van het causaal verband tussen de schending van de zorgplicht en het ontstaan van de schade heeft Groeivermogen ten grondslag gelegd dat de afnemer het risico van een restschuld had kunnen afdekken door het sluiten van een koersrisicoverzekering die door Groeivermogen werd aangeboden of het aanvaarden van het aanbod van een Click Extra contract. Verder heeft Groeivermogen aangevoerd dat de afnemer zelf de overeenkomst tussentijds heeft beëindigd en dat hij de overeenkomst is aangegaan na advisering door VSB.
4.24.
Het hof leest in de stellingen van Groeivermogen geen betwisting van het condicio sine qua non-verband, gezien het beroep dat Groeivermogen doet op artikel 6:98 BW. Als al wel (mede) was bedoeld het csqn-verband te betwisten, dan is het hof van oordeel dat die betwisting onvoldoende is onderbouwd, gelet op de eisen die daaraan volgens vaste rechtspraak in gevallen als deze gesteld mogen worden [21] .
4.25.
Het hof is verder van oordeel dat het ontstaan van de restschuld in een zodanig verband staat tot het schenden van de zorgplicht door Groeivermogen, dat de aldus ontstane schade Groeivermogen, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade, als een gevolg van de schending van die zorgplicht kan worden toegerekend. Het feit dat de afnemer het risico van een restschuld had kunnen afdekken door het sluiten van een koersrisicoverzekering die door Groeivermogen werd aangeboden of de waarde van zijn aandelen (deels) had kunnen doen garanderen door het aangaan van een Click Extra contract, doet daar niet aan af.
Het hof heeft immers vastgesteld dat de afnemer door Groeivermogen onvoldoende is gewaarschuwd voor (de omvang van) het risico dat hij aan het einde van de looptijd van de overeenkomst zou kunnen worden geconfronteerd met een restschuld. Door dit gebrek aan informatie was hij zich dus onvoldoende bewust van de mogelijkheid dat een restschuld zou kunnen ontstaan. Omdat de afnemer door dit gebrek aan informatie van de zijde van Groeivermogen zich onvoldoende bewust was van de risico’s die hij liep, was er voor hem ook geen reden om het Click Extra contract aan te gaan of om een afweging te maken of het, mede gezien de hoogte van de premie, al dan niet wenselijk was om dit risico af te dekken door het sluiten van een optionele koersrisicoverzekering.
4.26.
Dat de afnemer zelf de effectenleaseovereenkomst tussentijds heeft beëindigd, doet niet af aan het causale verband. Groeivermogen heeft een product aan de man gebracht met de risico’s dat de afnemer zijn inleg niet zou terugverdienen en bij tussentijdse beëindiging een restschuld zou overhouden. De zorgplichtschending bestaat erin dat Groeivermogen voor die risico’s onvoldoende heeft gewaarschuwd. In de documentatie staat dat tussentijdse beëindiging na vijf en tien jaar mogelijk is; in de brochure staat het advies deel te nemen voor een periode van ten minste vijf jaar. Dat laatste heeft de afnemer gedaan, met verlies van inleg en een restschuld tot gevolg. Niet valt in te zien waarom de tussentijdse beëindiging in de weg staat aan het aannemen van causaal verband. Daarbij komt dat Groeivermogen niet heeft toegelicht wat de situatie wat betreft verlies van inleg en restschuld zou zijn indien de afnemer niet na vijf jaar had beëindigd. Dat VSB in verband met het aangaan van de effectenleaseovereenkomst advies heeft gegeven doet verder niet af aan de zorgplichtschending van Groeivermogen en neemt het causale verband tussen die zorgplichtschending en de schade niet weg, temeer nu niets is aangevoerd over de inhoud van dat advies.
De omvang van de schadevergoedingsplicht/eigen schuld
4.27.
Volgens vaste rechtspraak heeft de afnemer in zaken als deze eigen schuld, omdat (kort gezegd) hij wel wist dat er werd belegd met geleend geld.
4.28.
Beide partijen gaan ervan uit dat de financiële verplichtingen die voor de afnemer uit de overeenkomst volgden voor hem geen onaanvaardbare financiële last vormden. De afnemer heeft zijn in eerste aanleg gemaakte voorbehoud ter zake van een beroep op de aanwezigheid van een onaanvaardbare last niet uitgewerkt althans dat beroep niet gedaan. Conform het door beide partijen genoemde en het ook door het hof in deze zaak gevolgde zogenoemde hofmodel [22] betekent het voorgaande dat de vergoedingsplicht van Groeivermogen in beginsel moet worden beperkt tot twee derde deel van de restschuld.
4.29.
Het hof ziet in de bijzonderheden van deze zaak geen aanleiding om het aandeel eigen schuld op een ander deel te stellen. De afnemer heeft zijn stelling dat kennelijk in afwijking van het hofmodel de gehele restschuld en de inleg vergoed moeten worden, onvoldoende onderbouwd. Wat betreft de door Groeivermogen genoemde omstandigheden dat de afnemer er niet voor heeft gekozen om de optionele verzekering af te sluiten of het Click Extra contract aan te gaan maar de effectenleaseovereenkomst tussentijds heeft beëindigd, verwijst het hof naar wat het hiervoor heeft overwogen onder het kopje causaliteit.
De omvang van de schade/voordeelsverrekening
4.30.
Uitgangspunt is dat behaalde voordelen eerst in mindering strekken op de inleg (de “termijnen”) als onderdeel van de schade [23] , ook al komt dat deel van de schade door toepassing van de eigen schuldcorrectie niet voor vergoeding in aanmerking. Door Groeivermogen zijn als te verrekenen voordelen genoemd de fiscale aftrek van de (vooruit betaalde) rente en het door de afnemer ontvangen dividend. Als erkend dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat het fiscaal voordeel € 3.449 bedraagt en het dividend € 2.500, terwijl de afnemer aan inleg € 12.719,56 (NLG 28.030,23) heeft vooruitbetaald. Nu deze voordelen niet hoger zijn dan de inleg, zal na verrekening van dit voordeel met de inleg, geen voordeel meer resteren dat in mindering kan strekken op de restschuld. Derhalve blijft het toewijsbare deel van de schade tweederde van de restschuld. De restschuld als genoemd in randnummers 8 en 19 van de dagvaarding is niet betwist. Het vergoedbare bedrag bedraagt dus tweederde hiervan, te weten: € 3.805,27.
Wettelijke rente
4.31.
Groeivermogen dient de wettelijk rente te vergoeden vanaf het moment dat de betaling van de restschuld door de afnemer aan Groeivermogen is gedaan. [24] Die datum is 27 maart 2003.
Buitengerechtelijke kosten
4.32.
De afnemer heeft vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd. De afnemer stelt dat Leaseproces onder meer de volgende werkzaamheden heeft verricht (naast het opstellen en versturen van enkele (gestandaardiseerde) brieven): het voeren van een intakegesprek, het samenstellen, completeren en verwerken van de voor het dossier benodigde informatie en stukken, het beoordelen van de juridische haalbaarheid van de aanspraken van de afnemer en het berekenen van de hoogte van het terug te vorderen bedrag. Dit zijn werkzaamheden waarvan door de Hoge Raad in de Dexia-zaken al is geoordeeld dat die moeten worden verricht ter voorbereiding van een procedure en die dus onder art. 6:96 lid 3 BW en art. 241 Rv vallen [25] . De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
De conclusie
4.33.
Het hoger beroep slaagt grotendeels. Het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen zoals hierna geformuleerd. De vordering tot betaling is gedeeltelijk toewijsbaar, in die zin dat Groeivermogen zal worden veroordeeld om uit hoofde van schadevergoeding een bedrag van € 3.805,27 aan de afnemer te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2003. Omdat Groeivermogen overwegend in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Groeivermogen tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.
4.34.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
vernietigt het bestreden vonnis en beslist
- verklaart voor recht dat Groeivermogen door schending van haar zorgplicht onrechtmatig heeft gehandeld jegens de afnemer;
- veroordeelt Groeivermogen tot betaling aan de afnemer van € 3.805,27 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2003 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Groeivermogen tot betaling van de volgende proceskosten van de afnemer tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 85,- aan griffierecht
€ 100,89 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Groeivermogen
€ 498,- aan salaris van de advocaat van de afnemer
en tot betaling van de volgende proceskosten van de afnemer in hoger beroep:
€ 343,- aan griffierecht
€ 119,21 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Groeivermogen
€ 1.716,- aan salaris van de advocaat van de afnemer (2 procespunten x het toepasselijke tarief I);
5.3.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.P. Oosterhoff, L. Janse en P.J. van der Korst, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.

Voetnoten

1.Rb Utrecht 8 augustus 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BB1357
2.Hof Amsterdam 25 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2357
3.Hof Amsterdam 21 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2817
4.Hof Amsterdam 26 februari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1764
5.Hof Amsterdam 20 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7066
6.Zie Rb Utrecht 8 augustus 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BB1357, rov. 3.2, 4.1, 4.2-4.5, 5.1, 6.15, 6.18, 6.56-6.58, 6.59-6.64
7.Idem, rov. 4.1
8.Idem, rov. 6.59-6.63
9.Idem, rov. 4.5
10.Conclusie van repliek sub 28, Rb Utrecht 8 augustus 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BB1357, rov. 6.131.
11.Hof Amsterdam 26 februari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1764, rov. 2.83
12.Hof Arnhem-Leeuwarden 21 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1540
13.HR 27 september 2024, ECLI:NL:HR:1311
14.HR 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8297; HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600.
15.HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1176 (en de genoemde rechtspraak in rov. 3.6)
16.HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593, rov. 5.6.3
17.Vergelijk HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:766
18.HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815
19.Hof Amsterdam 20 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7066 en Rb Utrecht 8 augustus 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BB1357 rov. 6.59-6.64
20.HR 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162
21.Zie o.a. HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2811, rov. 4.7.8-4.7.10
22.Hof Amsterdam 1 december 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4978; cassatieberoep verworpen in HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4012, NJ 2013/40
23.HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:164
24.HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1198
25.HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590