ECLI:NL:GHDHA:2025:861
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake belastingaanslagen en pensioenverrekening na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over belastingaanslagen en de verrekening van pensioenrechten na echtscheiding. De belanghebbende, die in 1992 is gescheiden, had aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen voor de jaren 2020 en 2021. De inspecteur van de Belastingdienst had de bezwaren van de belanghebbende tegen deze aanslagen afgewezen. De belanghebbende stelde dat de belastingdruk onterecht hoger was door de toepassing van artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, die een beperking op de aftrekbaarheid van bepaalde uitgaven voor onderhoudsverplichtingen introduceert. Hij betoogde dat deze regeling in strijd was met het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof oordeelde dat de ongelijke behandeling van belastingplichtigen die onder het Boon/Van Loon-arrest vallen en die onder de Wet VPS vallen, niet gerechtvaardigd was. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar, en verlaagde de aanslagen voor de jaren 2020 en 2021. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.