ECLI:NL:HR:2005:AS9224
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- H.A.G. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling verbindendheid van artikel 2.4.1 (oud) van de APV Nijmegen en de verhouding tussen strafrechter en bestuursrechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de verbindendheid van artikel 2.4.1 (oud) van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nijmegen. De verdachte was veroordeeld voor overtreding van dit artikel, dat het verbod inhoudt om zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op bepaalde wegen gedurende specifieke uren. De verdachte stelde dat het artikel onverbindend was, omdat de bevoegdheid tot het opleggen van verblijfsontzeggingen uitsluitend aan de burgemeester toebehoorde, zoals bepaald in artikel 172 van de Gemeentewet. De Hoge Raad oordeelde dat de strafrechter in beginsel moet uitgaan van de verbindendheid van een algemeen verbindend voorschrift, tenzij de hoogste bestuursrechter dit voorschrift onverbindend heeft verklaard. In dit geval was er geen sprake van een uitspraak van de hoogste bestuursrechter die de verbindendheid van het artikel in twijfel trok. Het hof had derhalve terecht geoordeeld dat het artikel verbindend was, ongeacht het feit dat de verdachte de bestuursrechtelijke rechtsgang niet had gevolgd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak wat betreft de strafbaarverklaring van de verdachte en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde feit niet elders strafbaar was gesteld.