Conclusie
eerste middelklaagt dat het hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk gemotiveerd, het verzoek tot het doen uitvoeren van een tegenonderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] heeft afgewezen.
- wrijven over de billen van [slachtoffer 2] en
- brengen van een hand van [slachtoffer 2] naar zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis en leggen van die hand op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis en
- brengen en houden van een vinger in de vagina van [slachtoffer 2] en heen en weer bewegen van een vinger in de vagina van [slachtoffer 2]”.
“De inhoud van de verklaring van [slachtoffer 2]
De verklaring is
nietsummier of vaag. Seksuele handelingen of details van seksuele handelingen ontbreken
niet. Ook is de context waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden
nietonduidelijk.
De verklaring van [slachtoffer 2] bevat
geenonmogelijkheden of tegenstrijdigheden over de seksuele handelingen die zouden zijn verricht.
Er zijn
geenproblemen met de tijdlijn.
De handelingen worden
nietbinnen een onmogelijke context geplaatst.
Voor zover ik het kan overzien is de verklaring
niettegenstrijdig met de aangetroffen foto’s.
(…)
De verklaring van [slachtoffer 2] is
niettegenstrijdig met de verklaring van andere getuigen: [slachtoffer 2] vertelt met betrekking tot de seksuele handelingen dat [verdachte] deze onder andere verrichtte als de moeder van [betrokkene 1] uit was. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 februari 2011 blijkt dat [betrokkene 2] heeft verteld dat de situatie zich heeft voorgedaan dat zij met een vriendin uitging en dat [verdachte] dan bij de kinderen bleef.
De verklaring die [slachtoffer 2] tijdens het verhoor in de kindvriendelijke verhoorstudio aflegt, is niet tegenstrijdig met eerdere uitspraken die zij gedaan heeft. Volgens het proces-verbaal van het informatieve gesprek heeft [slachtoffer 2] bij de
disclosureverteld/voorgedaan dat [verdachte] aan zijn vinger likte nadat hij deze in haar vagina had gedaan. Hier komt [slachtoffer 2] tijdens het verhoor in de kindvriendelijke studio niet mee. Zoals hierboven al genoemd is het zeer gebruikelijk dat een bepaald detail op een gegeven moment niet (meer) wordt genoemd, een zogenaamde omissie.
geensprake van een zich uitbreidend verhaal.
Er is
geensprake van een ‘opgedreund’ verhaal waarbij aanvullende vragen door [slachtoffer 2] niet beantwoord kunnen worden.
geenproblemen te ontdekken met betrekking tot de volledigheid, de accuraatheid en de consistentie van de verklaring van [slachtoffer 2].
De ontstaansgeschiedenis van de verklaring van [slachtoffer 2]
disclosure. Deze verklaringen komen vrij goed overeen. In alle drie de verklaringen komt naar voren dat [slachtoffer 2] al bij de
disclosureverschillende handelingen benoemd heeft. Er lijkt dus geen sprake geweest van herhaaldelijke suggestieve vragen, langdurig aandringen of andere sturing totdat [slachtoffer 2] met een verhaal kwam.
- De verhoorder geeft de vereiste instructies aan [slachtoffer 2] voorafgaand aan het stellen van zaakgerichte vragen.
- De verhoorder geeft [slachtoffer 2] in het algemeen te weinig gelegenheid om uit zichzelf te vertellen.
- De verhoorder is een aantal malen suggestief in haar vraagstelling:
> (…): “Wat heeft die toen daar nog meer gedaan, toen die keer de laatste keer?” De vraag suggereert dat de verdachte nog meer gedaan heeft, terwijl dat juist de vraag is.
> (…): “Met z’n hand. En wat heeft die dan nog meer gedaan?” (…) “En verder? En verder, wat heeft dien dan nog verder gedaan?”
> (…) “Wil je dan eens voordoen hoe je precies moest gaan zitten op, in de douche zeg je hè?” [slachtoffer 2] heeft op dat moment niet gezegd dat de verdachte zei dat ze ‘moest’ zitten op een bepaalde manier. Ze heeft alleen verteld dat ze zat met de benen open.
Overwegend zijn de vragen echter in orde. Daarbij is er geen sprake van positieve feedback op ‘gewenste’ antwoorden en negatieve feedback op ‘ongewenste’ antwoorden, druk op [slachtoffer 2] om te vertellen of andere suggestieve opmerkingen.
nietzodanig dat de verklaring van [slachtoffer 2] tijdens het verhoor in de kindvriendelijke studio door een beïnvloedende werkwijze van de verhoorder kan zijn ontstaan.
Conclusies met betrekking tot de verklaring van [slachtoffer 2]In het dossier zoals dat er nu ligt zijn er naar mijn oordeel:- Geen problemen te ontdekken met betrekking tot de inhoud (volledigheid, accuraatheid en consistentie) van de verklaring van [slachtoffer 2].- Geen problemen te ontdekken met betrekking tot de ontstaansgeschiedenis van de verklaring van [slachtoffer 2].”
2. De verhoorder is een aantal malen suggestief in haar vraagstelling. (…)
Allevragen moeten in orde zijn. Ik merk op dat de suggestieve vragen juist gesteld worden op de momenten dat [slachtoffer 2] stil valt. Op cruciale momenten worden er aan haar vragen gesteld als “En verder, en verder”? De deskundige gaat wat mij betreft veel te gemakkelijk voorbij aan de mogelijkheid dat [slachtoffer 2] wel degelijk beïnvloed is door de suggestieve vragen.
tweede middelklaagt over de bewezenverklaring van feit 2. Aangevoerd wordt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte kinderpornografisch materiaal heeft verspreid.
derde middelklaagt dat de bewezenverklaring van feit 3 niet naar de eis der wet met redenen is omkleed omdat deze in strijd met art. 342, tweede lid, Sv slechts steunt op de verklaring van het slachtoffer. Daartoe wordt aangevoerd dat de voor het bewijs gebruikte verklaringen van haar ouders slechts zijn gebaseerd op hetgeen het slachtoffer hen heeft verteld en dat het feit dat verdachte kinderpornografische foto’s heeft gemaakt van het slachtoffer in een te ver verwijderd verband staat tot de ten laste gelegde ontucht. Bovendien wordt geklaagd dat de begindatum van de bewezen verklaarde periode niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, omdat niet onomstotelijk vast staat dat de foto’s van het slachtoffer op 24 mei 2010 zijn gemaakt en ook niet kan worden aangenomen dat met het maken van de foto’s ook de ontucht een aanvang heeft genomen.
- zich laten kietelen door [slachtoffer 1] en
- laten wrijven over zijn, verdachtes, billen en penis, door [slachtoffer 1] en
- wrijven over de vagina en billen van [slachtoffer 1].”
Het meisje wordt in dit proces-verbaal ‘meisje 3’ genoemd. Ik zag dat de opnames van meisje 3, zijn gemaakt op een speelveld. De opnames van meisje 3 zijn vermoedelijk gemaakt op 24 mei 2010. (…) Totaal zijn 10 afbeeldingen aangetroffen van meisje 3. Daarvan voldoen 4 afbeeldingen aan de criteria van artikel 240b Wetboek van Strafrecht. (…)
Meisje 3 is op deze afbeelding ongeveer 4 jaar oud. Het meisje zit gehurkt in het gras. Ze draagt een kort jurkje en roze sandalen en een roze onderbroek. Het meisje zit gehurkt bij een hondje. Van onderen vanuit het gras is een afbeelding vervaardigd van haar billen en vagina. Alleen haar voeten benen en geslachtsdelen zijn in beeld. Deze afbeelding is vermoedelijk vervaardigd op 24 mei 2010. (…) Afbeeldingen 2, 3, 4 zijn soortgelijke afbeeldingen als afbeelding 1. (…)
- de verklaringen van de moeder ([betrokkene 3]) en de vader ([betrokkene 4]) van [slachtoffer 1], voor zover dit hun eigen waarneming betreft hoe [slachtoffer 1] heeft voorgedaan wat verdachte met haar zou hebben gedaan;
- de foto’s die verdachte van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, waarop afbeeldingen van haar billen en vagina staan.
vierde middelklaagt over de overschrijding van de redelijke termijn. Het cassatieberoep is op 5 maart 2013 ingesteld en de stukken van het geding zijn pas op 19 november 2013 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen.