Conclusie
niet verschenen
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
3.Procesverloop
namensMissy en Nativa Mariposa heeft gevoerd (en niet
vanuitMissy en Nativa Mariposa, zoals in de beschikking van de rechtbank vermeld) (rov. 3.17).
Correspondentie
4.Juridisch kader
fishing expeditionsbuiten de deur worden gehouden. [10]
Belbavolgt dat een (rechts)persoon in beginsel recht op inzage heeft in zijn eigen administratie. Het rechtmatig belang bij inzage en het voldoende bepaald zijn van een vordering of verzoek tot inzage van de eigen administratie is in beginsel gegeven. De Hoge Raad neemt daarbij aan dat de administratie van een persoon bestaat uit gegevens aangaande een rechtsbetrekking waarin deze persoon partij is. [16]
Solid Nature [26] en
Belba [27] geoordeeld dat, wanneer sprake is van een bewijsbeslag en een inzagevordering op grond van art. 843a (oud) Rv, in voorkomend geval (mede) aan de hand van (een combinatie van) zoekwoorden kan worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatig belang bij inzage.
Belbavoegde de Hoge Raad hier nog aan toe dat de omstandigheid dat bij een grote hoeveelheid digitale bestanden niet valt uit te sluiten dat de wijze van selecteren ertoe kan leiden dat sommige bestanden ten onrechte tot de geselecteerde bestanden behoren en andere bestanden ten onrechte niet, op zichzelf niet een voldoende reden is om een inzagevordering af te wijzen. Ook in dat geval kan, zo overweegt de Hoge Raad, het rechtmatig belang van degene die inzage vordert in de aldus geselecteerde bescheiden zwaarder wegen dan het belang van degene die tegen inzage bezwaar maakt op de grond dat mogelijk niet bij alle geselecteerde bescheiden een rechtmatig belang bij inzage bestaat. Ook wees de Hoge Raad in dit verband op het bepaalde in art. 843a lid 2 Rv, dat de rechter zo nodig de wijze bepaalt waarop inzage wordt verschaft. De rechter kan onder meer nadere voorschriften geven voor te hanteren zoektermen en partijen bevelen een of meer deskundigen aan te wijzen die een selectie maken van de bescheiden waarop wel en waarop geen recht op inzage bestaat. De daarmee verband houdende kosten komen ingevolge art. 843a lid 1 Rv voor rekening van de partij die inzage vordert. De rechter dient in gevallen als hier aan de orde te bezien of door het geven van nadere voorschriften als hiervoor bedoeld het belang van degene die inzage vordert en het belang van degene die zich tegen die inzage verzet zo veel mogelijk met elkaar verenigd kunnen worden (rov. 3.4).
Semtex-arrest volgt dat als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van art. 843a Rv te gelden heeft dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Die maatstaf, zo overweegt de Hoge Raad, stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. [28]
Semtex-arrest niet meer, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis. [30]
5.Bespreking van het cassatiemiddel
Belba-uitspraak onder 4.14), zijn in belangrijke mate verweven met een feitelijke beoordeling.
Beperking van de inzage tot de fysieke administratie van Missy zoals gespecificeerd in producties 26 en 27
inzage en afgifte van eigen administratie aan Missy
eersteargument is dat dat de rechtsbetrekking waarop het verzoek tot inzage is gestoeld in het verlengde moet liggen van de grondslag van het gelegde bewijsbeslag, indien de inzagevordering betrekking heeft op onder een bewijsbeslag rustende bescheiden. Het
tweedeargument is dat Aprisco c.s. haar verzoek ten aanzien van de administratie zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft beperkt tot de stukken die EY aan [verweerder] heeft afgegeven, het fysieke dossier dus. Subargument hierbij is dat de uitbreiding van het verzoek tot het digitale dossier pas bij akte is gedaan, en daarmee te laat.
gehelefysieke dossier (en dus niet alleen de stukken die vermeld zijn in producties 26 en 27) voegt het hof aan het slot van rov. 2.7 toe dat Aprisco c.s. niet heeft onderbouwd dat [verweerder] beschikt over de gehele fysieke administratie.
onderdeel 5gericht.
subonderdeel 5.2wordt geklaagd dat het oordeel van het hof van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, omdat art. 843a Rv niet verlangt dat een inzageverzoek na een bewijsbeslag wat betreft de rechtsbetrekking en de in dat kader verlangde bescheiden in het verlengde moet liggen van de grondslag van het gelegde beslag. Het beslag is niet meer dan een bezwarende maatregel om te voorkomen dat er bewijsmiddelen worden kwijtgemaakt en om een veroordeling tot inzage reëel te kunnen executeren indien de beslagene niet voldoet aan zijn verplichting inzage en/of afschrift te verschaffen. Het is dan ook het verzoek om inzage dat de omvang van de inzageverplichting bepaalt. Het verzoek kan (mede) worden gebaseerd op een andere grondslag en ook op een andere rechtsbetrekking dan de grondslag in het beslagrekest genoemd en kan ook mede betrekking hebben op bescheiden waarop geen beslag is gelegd.
subonderdelen 5.1, 5.3, 5.4, 5.5richten motiveringsklachten tegen het oordeel in rov. 3.16 van de tussenbeschikking dat het door Aprisco gelegde bewijsbeslag zo goed als geheel gebaseerd is op onregelmatigheden en het daarin kennelijk impliciete oordeel dat de andere door Aprisco c.s. aangevoerde grondslagen niet in het verlengde liggen van het bewijsbeslag. Met het slagen van de rechtsklachten van onderdeel 5 kunnen deze klachten onbesproken blijven.
onderdeel 3.
geheleadministratie van Missy, digitaal en fysiek, waaronder stukken die niet door het beslag zijn getroffen omdat zij zich elders bevinden. [32] Zij heeft “expliciet om inzage van specifieke fysieke administratie verzocht omdat de betreffende stukken zich elders bevonden en niet onder het beslag vielen, en die stukken met de producties 26 en 27 konden worden gespecificeerd”, zo wordt toegelicht aan het slot van subonderdeel 2.3. [33] Subonderdeel 3.3 voegt hieraan dat Aprisco c.s. heeft gesteld (doorgenummerd als stelling 26) dat er nog meer concrete aanwijzingen voor frauduleus handelen van [verweerder] boven water zijn gekomen en (stelling 27) dat uit de eigen vaststelling van het hof in rov. 3.11 t/m 3.13 van de tussenbeschikking volgt dat er concrete aanwijzingen voor het op grote schaal frauduleus handelen van [verweerder] . Tegen die achtergrond valt niet in te zien waarom Aprisco c.s. haar verzoek om inzage in de eigen administratie van Missy zou beperken tot de fysieke administratie van Missy.
geheleadministratie af tegen het verzoek zoals Aprisco c.s. dat in eerste aanleg en in hoger beroep heeft gedaan en dat naar het oordeel van het hof beperkt was tot de fysieke stukken die EY aan [verweerder] zou hebben afgegeven, zoals nader gespecificeerd in de producties 26 en 27 van Aprisco c.s. [34]
door EY aan [verweerder] uitgeleverde fysieke administratievan het Nativa-project (zie hiervoor onder 3.8).
subonderdelen 4.1 t/m 4.4zijn gericht tegen het argument waarop het hof in rov. 2.7 baseert dat het inzageverzoek met betrekking tot de fysieke administratie van Missy slechts wordt toegewezen voor zover het gaat om de stukken die zijn gespecificeerd in de producties 26 en 27, namelijk dat Aprisco c.s. heeft nagelaten te onderbouwen dat [verweerder] over de gehele fysieke administratie beschikt.
Belba-arrest volgt dat wanneer een (rechts)persoon inzage in diens eigen administratie vordert/verzoekt, het rechtmatig belang bij inzage en het voldoende bepaald zijn van dat inzageverzoek in beginsel zijn gegeven.
subonderdeel 2.2wordt opgemerkt dat het hof in de eerste zin van rov. 2.7 van zijn eindbeschikking op dit oordeel in de tussenbeschikking lijkt te zijn teruggekomen, nu het hof daar overweegt dat het juist is dat Missy in beginsel een rechtmatig belang heeft bij en recht heeft op inzage en afschrift in bescheiden en dossiers die bij administratie vormen of daartoe behoren. Het subonderdeel klaagt dat het hof het inzagerecht van Aprisco c.s. (en meer in het bijzonder Missy) ten onrechte ook in de eindbeschikking in tijd en onderwerp beperkt, afgezien van de inzage in de fysieke administratie die [verweerder] via EY verkreeg. Aprisco c.s. heeft gesteld dat alle opgevraagde bescheiden deel uitmaken van de administratie van Missy [37] en dat het hof niet overweegt dat (enige) bescheiden waarin Aprisco c.s. inzage verlangt niet tot de administratie van Missy zouden behoren. Het voegt daaraan toe dat alle bescheiden waarin het hof inzage geeft namens Nativa Mariposa en Missy zijn verzonden, ontvangen etc.
subonderdeel 2.5dat het oordeel van het hof voorts ontoereikend gemotiveerd is om de volgende redenen:
nietgesteld dat alle opgevraagde bescheiden deel uitmaken van de administratie van Missy. Aprisco c.s. licht daar toe dat [verweerder] rekening en verantwoording weigert en desgevraagd de administratie niet overlegt. De geciteerde tekst die aangevoerd zou zijn bij randnr. 14 (g) van het verzoekschrift is te vinden bij randnr. 25 (g). Aprisco c.s. bespreekt daar het mogelijke verweer van [verweerder] dat [betrokkene 1] opdracht of toestemming heeft gegeven voor de daarvoor omschreven dubieuze transacties. Aprisco c.s. stelt dan:
Alleen aan Missy is inzage verleend in de fysieke dossiers die [verweerder] via EY verkreeg
8.Beperking van de inzage tot bescheiden vanaf 1 januari 2010
eersteplaats zijn er volgens het hof onvoldoende aanwijzingen dat [verweerder] zich daarvóór al ten kosten van Aprisco c.s heeft verrijkt. In de
tweedeplaats is het hof van oordeel dat het inzageverzoek in het verlengde moet liggen van wat ten grondslag is gelegd aan het bewijsbeslag. Daarmee bedoelt het hof kennelijk dat voor de bescheiden van vóór 2010 niet voldaan is aan het ‘bewijsbelang’, waarmee het inzageverzoek op dat punt niet in het verlengde ligt van wat ten grondslag is gelegd aan het bewijsbeslag. In de
derdeplaats overweegt het hof dat een voldoende concrete onderbouwing van een rechtmatig belang ontbreekt en dat de gevraagde bescheiden te onbepaald zijn.
onderdeel 6, dat uiteenvalt in verschillende subonderdelen.
subonderdeel 6.2volgt uit de overwegingen van het hof dat vaststaat dat er wel concrete aanwijzingen zijn voor frauduleus handelen door [verweerder] in de periode vóór 2010. Rov. 3.16 maakt het oordeel van het hof daarmee innerlijk tegenstrijdig.
subonderdeel 6.3.
subonderdeel 2.2dat het hof het inzagerecht van Aprisco c.s. (en meer in het bijzonder Missy) ten onrechte ook in de eindbeschikking in tijd en onderwerp beperkt, afgezien van de inzage in de fysieke administratie die [verweerder] via EY verkreeg. Het subonderdeel beroept zich erop dat Aprisco c.s. heeft gesteld dat alle opgevraagde bescheiden deel uitmaken van de administratie van Missy [44] en dat het hof niet overweegt dat (enige) bescheiden waarin Aprisco c.s. inzage verlangt niet tot de administratie van Missy zouden behoren.
subonderdeel 2.4in dat het hof niet toereikend – aan de hand van een belangenafweging – motiveert waarom het recht op inzage in de eigen administratie in dit geval naar tijd en onderwerp zou moeten worden beperkt, in afwijking van het in
Belbageformuleerde uitgangspunt.
9.Beperking van de inzage tot bescheiden die voldoen aan de ‘vastgoedvoorwaarde’
voor zover die betrekking hebben op, maar ook beperkt tot, de ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project.”
subonderdelen 1.2 onder d. en 2.5 onder c.Daar is aangevoerd dat het hof de inzage ten onrechte beperkt tot bescheiden die voldoen aan de vastgoedvoorwaarde. Met betrekking tot deze klacht geldt het volgende.
Aprisco c.s. verzoekt om deze stukken die duidelijk maken op welke wijze [verweerder] het beheer en de ontwikkeling van het Nativa-project heeft uitgevoerd.”In aansluiting hierop heeft de rechtbank het inzageverzoek beperkt tot bescheiden die betrekking hebben op “
de ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project”. Ook de rechtbank heeft dus de vastgoedvoorwaarde gesteld.
dat de volgende partijen of mailadressen betrokken zijn bij de ontwikkeling en het beheer van het Nativa-Project.” [47] Hiermee refereert Aprisco c.s. zelf aan de vastgoedvoorwaarde die gesteld is aan het verkrijgen van inzage in de correspondentie met tal van personen en entiteiten.
dus met toepassing van de vastgoedvoorwaarde– ook inzage wenst in correspondentie met Trustmoore, STCR, TMF Group Costa Rica, [betrokkene 1] en EY Costa Rica die betrekking heeft op het Nativa-project, omdat [verweerder] erkent dat hij deze correspondentie heeft gevoerd namens Nativa Mariposa en het doel van die vennootschap was de ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project. [48]
onderdeel 2zijn klachten gericht tegen de vastgoedvoorwaarde. Als gezegd is de insteek van de verschillende klachten in de subonderdelen van onderdeel 2 dat Aprisco c.s. aanspraak kan maken op de gehele administratie van Missy, en dat ook daarom (ook) de vastgoedvoorwaarde niet juist is. Verwezen wordt naar de weergave van de subonderdelen van onderdeel 2 onder 8.10 e.v.
onderdeel 7richt klachten tegen de vastgoedvoorwaarde. Het onderdeel richt zich tevens tegen het dictum, waarin eveneens de vastgoedvoorwaarde is opgenomen (onder punt 3.2, laatste alinea):
met betrekking tot de volgende projecten en entiteiten/rechtspersonen
allecorrespondentie die [verweerder] als bestuurder van Nativa Mariposa heeft gevoerd (
subonderdeel 7.3.1), althans dat de beperking onvoldoende gemotiveerd is, nu logischerwijs een groot deel van de correspondentie niet de term ‘Nativa-project’ zal bevatten, omdat [verweerder] alle correspondentie voerde namens Nativa Mariposa en Missy. Het stellen van de vastgoedvoorwaarde maakt het voor de deurwaarder dus heel veel lastiger om de juiste bescheiden te selecteren (
subonderdeel 7.3.2).
betrekking moet hebbenop (…) het Nativa-project. Dat betekent echter niet dat alleen correspondentie mag worden geselecteerd waarin ‘Nativa-project’ als trefwoord voorkomt. Gelet op de nadere uitwerking van de eerste zin van de laatste alinea van punt 3.2 van het dictum, met zowel een nadere aanduiding van vastgoedprojecten als een opsomming van een groot aantal entiteiten, moet punt 3.3 van het dictum zo worden begrepen, dat ook die vastgoedprojecten en entiteiten als trefwoord kunnen dienen.
10.Beperking inzage tot de beslagen bescheiden
subonderdelen 4.5 t/m 4.7zijn gericht tegen de volgende overweging in rov. 2.14 van de eindbeschikking:
in zijn bezit zijndefysieke administratie die EY aan [verweerder] zou hebben afgegeven. [52] Aprisco c.s. stelt dat het voor rekening en risico van [verweerder] dient te komen dat de administratie die EY in 2021 aan hem heeft verstrekt beschikbaar blijft voor Aprisco c.s. en dat [verweerder] niet heeft betoogd dat hij die administratie heeft vernietigd.
subonderdeel 4.3, a t/m d.
aheeft betrekking op welke bescheiden zich onder de beslagen bescheiden bevinden. [53] Die stelling is voor het voorliggende subonderdeel dus niet relevant.
bluidt dat Aprisco c.s. heeft gesteld dat [verweerder] in 2021 de gehele fysieke administratie die toebehoort aan Missy onder zich genomen heeft. [54]
cluidt dat [verweerder] naar eigen zeggen de administratie van het Nativa-project op orde heeft, hetgeen toegang tot de nodige gegevens vergemakkelijkt. Verwezen wordt naar de volgende randnrs. uit het beroepschrift van Aprisco c.s.:
11.Correspondentie met advocaat en notaris valt buiten inzageverzoek
12.Wijze waarop inzageverzoek met betrekking tot belastingadviseur is toegewezen
Met de volgende personen
13.Onvermeld laten van de privémailadressen van [verweerder]
21van de akte van Aprisco c.s. na tussenbeschikking genoemde privé-mailadressen van [verweerder] . Volgens het subonderdeel is dit tegenstrijdig met rov. 3.18 van de tussenbeschikking, waarin het hof het verweer van [verweerder] dat met toewijzing van het verzoek ook inzage wordt gegeven in zijn privécorrespondentie, heeft verworpen. Bovendien is van belang dat Aprisco c.s. heeft gesteld dat [verweerder] bewust communiceerde met [betrokkene 1] via een privé email-adres. [66]
14.Beperking van de inzage tot 15 entiteiten
waaronder in ieder geval:(…). Toen het hof partijen in de tussenbeschikking in de gelegenheid had gesteld om nadere zoektermen aan te leveren, heeft Aprisco c.s. voorgesteld om de namen van de 185 bestaande en voormalige groepsentiteiten
als zoektermop te nemen. Zij heeft daarmee haar verzoek niet uitgebreid, maar gepreciseerd. [72]
15.Beperking van de inzage door het gebruik van zoektermen
16.Geen toewijzing inzageverzoek op grond van rekening en verantwoording
ook in dit gevalruimte biedt voor een inzageverzoek dat is gebaseerd op enige verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording, moet worden begrepen tegen de achtergrond van het debat van partijen over het toepasselijk recht en het – mede op basis daarvan – al dan niet bestaan van een plicht tot rekening en verantwoording van [verweerder] . Aprisco c.s. had gesteld dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage op grond van (analoge toepassing van) art. 7:403 lid 2 BW, [74] althans Costa Ricaans recht, [75] omdat [verweerder] jegens haar verplicht is tot rekening en verantwoording. [76] [verweerder] had onder meer als verweer gevoerd, kort gezegd, dat er geen overeenkomst van opdracht was, dat [verweerder] niet het beheer voerde over enig vermogen van Aprisco zodat geen sprake is van een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording op grond van ongeschreven recht en dat als er wel een overeenkomst van opdracht was, of een andere verhouding die verplichtte tot rekening en verantwoording, daarop niet Nederlands recht maar Costa Ricaans recht van toepassing is en dat naar Costa Ricaans recht een verjaringstermijn van vier jaar geldt voor een verplichting tot rekening en verantwoording. [77]
kanopleveren.
nietvan belang zouden zijn voor de verplichting tot rekening en verantwoording jegens Aprisco c.s., en waarom dat zo zou zijn.
van de omvang als verzocht, bijvoorbeeld gelet op wat partijen overeengekomen waren of wat de aard van de rechtsverhouding op dit punt meebracht. [80] Ook heeft Aprisco niet nader gepreciseerd in hoeverre een plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording tot inzage in andere of meer bescheiden zou moeten leiden dan het door het hof als ‘bewijsbelang’ aangeduide belang. Gelet op het feit dat het afleggen van rekening en verantwoording geen duidelijk omlijnde inhoud heeft (zie onder 4.8 e.v.), levert het enkele beroep op een verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording, op zichzelf geen afgebakende categorie of categorieën van bescheiden op. In verband met het bepaaldheidsvereiste is dat echter wel nodig.
fishing expedition. [82] Aprisco c.s. stelt op de in het onderdeel opgegeven vindplaats ook niet dat [verweerder] met de hele administratie van Missy rekening en verantwoording moet afleggen. Het is subonderdeel mist dus in zoverre feitelijke grondslag.
onder b, die inhoudt dat het hof niet motiveert waarom ook de plicht tot rekening en verantwoording geen (rechtmatig belang vormt dat) recht geeft op inzage in bescheiden van vóór 2010. Het subonderdeel voert aan dat Aprisco c.s. heeft gesteld dat [verweerder] in ieder geval erkent dat hij over de periode vanaf 2018 rekening en verantwoording moet afleggen en dat hij de beginstand in 2018 behoorlijk moet toelichten. [83] Volgens Aprisco c.s. is gebleken dat [verweerder] in de daaraan voorafgaande jaren miljoenen heeft onttrokken aan Nativa Mariposa. Mede daardoor vereist een behoorlijke rekening en verantwoording dat [verweerder] met eerdere bescheiden, ook van voor 2010, onderbouwt waarom begin 2018 het grootste deel van het vermogen verdwenen was.
17.Dwangsom te laag vastgesteld
subonderdeel 11.1is het onbegrijpelijk dat het hof de dwangsom voor het vrijgeven van de beslagen bescheiden beperkt tot € 1.000.000,-, terwijl er volgens het hof concrete aanwijzingen zijn dat [verweerder] voor vele miljoenen aan USD heeft gefraudeerd. De dwangsom vormt gelet op de omvang van de vermeende fraude juist een prikkel tot het achterhouden van bescheiden waaruit de grootschalige fraude zou kunnen blijken.