Voetnoten
3.Die strafrechtelijke dimensie kwam wel zijdelings aan bod in de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 september 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3263 (punt 8). 4.Zie voor een belangrijke nuancering van de termijnbepaling art. 6:11 Awb.
5.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 124.
6.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 123.
7.Ingevolge art. 8:108 Awb is art. 8:24 Awb ook van toepassing op het hoger beroep. Uit art. 29 AWR volgt dat art. 8:24 Awb ook van toepassing is in cassatie.
8.Deze onduidelijkheid en de mogelijke oplossingen zijn in kaart gebracht door M.R.T. Pauwels in FED 2013/45 bij HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6830. 10.P.G.H. Albert, annotatie bij HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2, in BNB 2014/44. 11.Zie voor een bespreking van andere vormen van vertegenwoordiging in het belastingrecht P. van der Wal, Vertegenwoordiging en bijstand in belastingzaken, Deventer: Kluwer 2006.
12.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, artikel 2.1.1, blz. 48.
13.Asser/Kortmann 3-III 2017/26.
14.Vgl. HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2, ovw. 3.4.2. Idem Van der Wal, FED 2004/643, en J. van de Merwe NTFR 2004/1390. 17.Art. 21 Rv. luidt: “Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.” Ook Van der Voort Maarschalk (NTFR 2018/614) meent dat de in art. 21 Rv neergelegde waarheidsplicht tevens geldt in het bestuursprocesrecht.
19.Zie over dit onderwerp van K.J. de Graaf, ‘Misbruik van bestuursprocesrecht’, NTB 2006/6, D.T.J. van de Voort, L.A. van Heusden, ‘Onbetamelijk gedrag en hoe daarop te reageren: over de mogelijkheden van de bestuursrechter’, NTB 2024/43 en J.M.F. Jansen, ‘Misbruik van procesrecht’, TFB 2023/7, blz. 12-18.
20.Kamerstukken II 1981/82, 17 496, nr. 3, blz. 10.
21.Kamerstukken II 1981/82, 17 496, nr. 3, blz. 10-11.
24.Anders B.T.M. van der Wiel, De rechtsverhouding tussen procespartijen, Deventer: Kluwer 2004, blz. 114.
25.V.C.A. Lindijer, De goede procesorde. Een onderzoek naar de betekenis van de goede procesorde als normatief begrip in het burgerlijk procesrecht (Burgerlijk Proces & Praktijk nr. IV) (diss. Groningen), Deventer: Kluwer 2006, hoofdstuk 11.
27.Zie over die naamgeving R.C.H. Graves en J.H.L. Beek, ‘Feit en fictie in fiscalibus (en in civilibus)’, NTFR 2024/640.
33.HR 8 augustus 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD9473. In mijn annotatie bij dit arrest in BNB 2008/260 heb ik mij kritisch uitgelaten over deze beslissing. 34.In mijn conclusie van 21 maart 2025, ECLI:NL:PHR:2025:357 bepleit ik een nuancering van de regel dat in het hoger beroep of cassatieberoep niet kan worden geparticipeerd door belanghebbenden die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid beroep in te stellen. 35.M.W.C. Feteris, Beroep in cassatie in belastingzaken (Fiscale Monografieën nr. 142), Deventer: Kluwer 2014, par. 5.2.1.
36.Art. 33(1) Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Als er waarschijnlijk een hoog risico is voor de rechten en vrijheden van de belastingplichtige moet het datalek ook onverwijld worden meegedeeld aan de belastingplichtige zelf, zie art. 34(1) AVG.
37.HvJ EU 28 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:604 (Kratzer), punt 42, HvJ EU 26 februari 2019, ECLI:EU:C:2019:135 (Danmark en Danmark), punten 71 en 72, en HvJ EU 21 december 2023, ECLI:EU:C:2023:1014 (BMW Bank), punten 281 t/m 287.Zie over de omgekeerde verticale werking van het ant-misbruikbeginsel, W.J. Blokland, Het verbod op misbruik: een algemeen beginsel van unierecht dat de EU en de lidstaten tegen de burger beschermt, NtEr 2018, nr. 3/4.