3.4Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 15 april 2021 (als bijlage op p. 12-16 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526), voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
Ik doe aangifte van voorschotfraude. Ik heb drie aanbetalingen gedaan voor verf en goederen die niet zijn geleverd door het betrokken bedrijf. In totaal heb ik € 2.820,00 aan voorschot betaald.
Op 14 juli 2020 heb ik bij [A] een offerte opgevraagd voor schilderwerk. Op 19 juli 2020 heb ik de offerte ontvangen voor het totaalbedrag van € 7.940.00. Op 24 juli 2020 is de offerte door ons geaccepteerd. Ik heb toen een aanbetaling van € 500,00 voorgesteld en 14 september 2020 als startdatum voor de werkzaamheden. [verdachte] van [A] heeft deze datum geaccepteerd evenals het voorstel om € 500,00 aan te betalen. Ik kreeg gelijk een betaalverzoek voor € 500,00 via de RABObank. Ik heb dit betaald.
Op donderdag 6 augustus 2020 had ik telefonisch contact met [verdachte] . Hij kon via [merknaam] met korting inkopen en of ik dat kon betalen. Ik stemde toe, maar ik wilde wel een bevestiging van zijn bestelling zien. Ik ontving een RABObank betaalverzoek voor de [merknaam] . Dit betrof € 1.120,00. Via de betaallink heb ik betaald.
Op vrijdag 7 augustus 2020 ontving ik een mail van [verdachte] met daarin de bevestiging van de bestelling voor de [merknaam] . Direct daarna belde [verdachte] mij met de vraag of ik de mail had gezien en dat hij de Wijzonol (verf) goedkoop kon inkopen. Hij stuurde toen een appje met een betaallink voor een bedrag van € 1.200,00 en vroeg naar ons adres zodat hij dit kon doorgeven voor de aflevering van de goederen. Ik heb hem weer betaald en hem ons (toenmalige) adres doorgegeven.
Omdat ik twijfel kreeg, heb ik dezelfde dag het BTW-nummer uit de offerte gecontroleerd. Dit nummer bestond niet. Ik heb toen [verdachte] geappt en gevraagd wat zijn BTW-nummer was en dat het nummer in zijn offerte niet klopte. Hij appte mij dat hij dit aan zijn boekhouder zou gaan vragen. Vervolgens ben ik gaan bellen met het telefoonnummer op de website van [A] . Ik werd toen doorgeschakeld naar het nummer waar de WhatsApp berichten vandaan kwamen. Ik heb [verdachte] gesproken en hem gevraagd om de facturen van mijn betalingen. Ook heb ik hem nog eens gevraagd naar het BTW-nummer. [verdachte] vertelde dat de boekhouder met vakantie was, maar dat hij mij de facturen zou mailen. Op 9 augustus 2020 ontving ik een appje met een BTW-nummer. Dit nummer bleek gekoppeld aan [A] B.V..
Vervolgens heb ik [verdachte] geappt met de vraag wanneer de Wijzonol zou worden geleverd. Hij gaf aan dat de levering zou zijn op 10 augustus 2020 en dat de leverancier mij van te voren zou bellen. Gelijk daarna kreeg ik weer een verzoek voor een aanbetaling. Nu zou het gaan om de primer en de BTW die hij was vergeten te berekenen. Ik ontving weer een betaallink van de RABObank voor een bedrag van € 446.26. Toen ik hem appte dat het ons even niet uitkwam om hiervoor een aanbetaling te doen, stelde [verdachte] voor dat ik eerst € 250,00 zou betalen en een paar dagen later het restbedrag. Vervolgens ontving ik een betaalverzoek voor € 250.00. Ik heb dit bedrag niet betaald.
Op maandag 10 augustus (het hof begrijpt: 2020) ontving ik een appbericht van [verdachte] waarin hij vroeg of de levering van de Wijzonol had plaatsgevonden. Die dag was niets afgeleverd. Volgens [verdachte] zouden ze dan de volgende dag komen. Ondertussen had ik bij [B] geïnformeerd of [A] uit [plaats] een bestelling had geplaatst. Dit bleek niet zo te zijn.
Op dinsdag 11 augustus (het hof begrijpt: 2020) heb ik via WhatsApp contact opgenomen met [verdachte] en erop aangedrongen dat de Wijzonol zou worden bezorgd. Ik heb toen ook aangegeven dat de bestelling bij [B] niet bekend was. Ik heb hem toen gevraagd om bewijzen van de bestellingen die hij had gedaan. [verdachte] antwoordde dat dit goed was en dat hij wel langs wilde komen. En of we dan gelijk nog even een aanbetaling wilden doen. We konden ook bij hem langs gaan in [plaats] . Ik ben blijven aandringen dat hij de facturen zou aanleveren zodat ik zelf contact kon opnemen met de leveranciers. Uiteindelijk stelde hij voor dat hij diezelfde avond bij ons langs zou komen met de bewijzen voor de bestellingen. Ik ben hiermee akkoord gegaan. Daarna heb ik niets meer gehoord van [verdachte] .
Op 13 augustus 2020 heb ik een aangetekende brief naar [verdachte] gestuurd en hem deze tekst ook gemaild. De aangetekende brief is niet aangenomen. Er is op 17 augustus 2020 nog telefonisch contact geweest met [verdachte] . [verdachte] gaf aan dat hij er helemaal niets van snapte en dat hij die materialen toch echt had besteld. Ik heb toen nog voorgesteld de ingekochte materialen van hem over te nemen met bon en dan het restant van de aanbetaling terug te willen hebben. Hij zou er over nadenken. Hierna heb ik niets meer gehoord van [verdachte] .
Op 20 oktober 2020 bleek dat het faillissement is uitgesproken over [A] B.V.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rekening afschrift van ABN AMRO van 7 augustus 2020 (als bijlage op p. 18 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526) voor zover inhoudende:
Omschrijving: [rekeningnummer]
[A] B: 2020-165
Kenmerk: 07-08-2020
Transactiedatum 7 augustus 2020
Bedrag - € 1.200,00
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rekening afschrift van ABN AMRO van 6 augustus 2020 (als bijlage op p. 19 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526) voor zover inhoudende:
Omschrijving: [rekeningnummer]
[A] B: 2020-165
Kenmerk: 06-08-2020
Transactiedatum 6 augustus 2020
Bedrag - € 1.120,00
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73 Fw.) van 20 oktober 2020 (als bijlage op p. 20-31 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526) voor zover inhoudende:
[A] BV is op 6 maart 2020 opgericht. Bestuurder en enig aandeelhouder is [A] Holding BV. Bestuurder en enig aandeelhouder van de holding is [verdachte] .
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten screenshots van WhatsApp gesprekken tussen aangever en verdachte (als bijlage op p. 32-37 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526) voor zover inhoudende:
24 juli 2020
Rabobank betaalverzoek
Beste [aangever] ,
Dit is een betaalverzoek voor 2020-165 van € 500,00. Je kunt met elke bank in Nederland betalen. Dank je wel.
Donderdag
Rabobank betaalverzoek
Beste [aangever] ,
Dit is een betaalverzoek voor 2020-165 [merknaam] van € 1.120,00. Je kunt met elke bank in Nederland betalen. Dank je wel.
Vrijdag
Rabobank betaalverzoek
Beste [aangever] ,
Dit is een betaalverzoek voor 2020-165 verf overig mat van € 1.200,00. Je kunt met elke bank in Nederland betalen. Dank je wel.
Verdachte: Als u voor mij het adres heeft
Ik ben bijna bij de groothandel dan kan ik dit doorgeven.
Aangever: [aangever] , [a-straat 1] [plaats] .
Vandaag
Aangever: Heb je al een idee wanneer Wijzenol hier bezorgd gaat worden.
Verdachte: Ze zullen morgen in de loop van de middag er zijn. Ik heb u telefoonnummer gegeven. Zij zullen van tevoren even bellen.
10-08-2020
Verdachte: Goedenavond, zijn ze nog geweest vandaag?
Aangever: Ha [verdachte] , nee, niks gehoord.
Verdachte: Oke, dan zullen ze morgen langskomen. Ik zal morgenochtend wel even de vertegenwoordiger bellen.
Dan kan ik een indicatie geven hoe laat zij er morgen zullen zijn.
11-08-2020
Aangever: Ha [verdachte] , ik hoor graag wanneer de Wijzonol hier bezorgd gaat worden.
6. Geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten e-mailwisseling van 22 en 23 februari 2021 tussen aangever en verdachte (als bijlage op p. 51-74 van het proces-verbaal, genummerd PL09002021217526).
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten bevestiging van een bestelling bij [B] B.V. (als bijlage op p. 83 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526) voor zover inhoudende:
Projectnummer: 2020: 165 ( [aangever] )
Beste [verdachte] ,
Hartelijk dank voorjouw bestelling bij [B] B.V. Bijgevoegd ontvang jij onze factuur van artikelen.
7 collie 422.12 [merknaam] , interieur netto actie prijs € 160,00
Bedankt voor uw betaling van factuur TS200532
Met vriendelijke groet,
[B] B.V.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2021 (als bijlage op p. 104 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik, verbalisant, heb contact opgenomen met het bedrijf [C] . Ik moest een mail sturen naar [betrokkene 1] . Om 11.10 uur kreeg ik antwoord van [betrokkene 1] .
9. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een e-mailwisseling tussen verbalisant [verbalisant] en [C] B.V. (voorheen [B] B.V.) (als bijlage op p. 105 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526) voor zover inhoudende:
Van: [betrokkene 1]
Verzonden: 14 oktober 2021 11.10
Beste [verbalisant] ,
Hierbij bevestig ik dat wij op 7 augustus 2020 geen bevestigingsmail van de bestelde verf aan [verdachte] hebben verzonden.
De bevestigingsmail is verzonden op respectievelijk 27 mei 2020 en 3 juni 2020.
Met vriendelijke groet,
[betrokkene 1]
[C] (voorheen [merknaam] )
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 15 juli 2021 (als bijlage op p. 107- 113 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2021217526), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben [verdachte] en schilder van beroep.
[aangever] is een klant. Ik zou zijn huis schilderen.