Conclusie
verzoekster tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. J. van Weerden,
hierna: de Staat,
verweerder in cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma,
2. De Staat der Nederlanden (Openbaar Ministerie),
hierna: Openbaar Ministerie,
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
cassatieberoepingesteld tegen de ongegrondverklaring van een aantal klachten door de rechtbank. Bij beschikking van 10 maart 2023 [5] heeft de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank van 10 juni 2022 vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank ter verdere behandeling en beslissing. De rechtbank heeft op 25 april 2023 [6] in de procedure na verwijzing uitspraak gedaan. De beschikking van de Hoge Raad van 10 maart 2023 en van de rechtbank na verwijzing van 25 april 2023 maken als uitspraken in de klachtprocedure geen onderdeel uit van de stukken van het geding in de onderhavige cassatieprocedure.
hoger beroepingesteld bij het hof Den Haag (hierna: het hof) voor zover de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding heeft afgewezen. Betrokkene heeft het hof verzocht om haar alsnog een schadevergoeding toe te kennen van € 20.000,-, waarvan € 10.000,- voor door betrokkene persoonlijk ervaren nadeel en schade en een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand van € 10.000,-, althans een vergoeding toe te kennen naar billijkheid zoals het hof vermeent te behoren.
3.Bespreking van het cassatiemiddel
Onderdeel 2is gericht tegen r.o. 4.5 waarin het hof heeft overwogen dat in hoger beroep slechts nog aan de orde is de toegewezen schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz in verbinding met artikel 6:2 lid 1, sub a, Wvggz door de Staat. Het onderdeel betoogt dat het hof ten onrechte, op onbegrijpelijke dan wel onvoldoende gemotiveerde wijze tot dit oordeel is gekomen, omdat het hof daarbij geen oog heeft gehad voor het effect dat de beslissing van de Hoge Raad van 10 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:380) in de klachtprocedure tegen de zorgaanbieder heeft gehad op de door het hof te beoordelen geschilpunten. Het hof had nog moeten onderzoeken in hoeverre de uitspraak in de klachtprocedure van de Hoge Raad van 10 maart 2023 invloed had op de vraag of de zorgaanbieder (alsnog) aansprakelijk moet worden geacht ten opzichte van betrokkene. Het hof had zich dus niet ontslagen kunnen achten van zijn taak om over de schadeplichtigheid van de zorgaanbieder te oordelen, aldus de toelichting op onderdeel 2.
onderdeel 2bespreken, nu dit onderdeel de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep betreft.
gecombineerdeverzoeken tot een beslissing over de klacht op grond van art. 10:7 Wvggz en tot schadevergoeding door de zorgaanbieder op grond van art. 10:11 lid 2 Wvggz staat wel beroep in cassatie open. [12]
zelfstandigverzoek tot schadevergoeding door de zorgaanbieder (of zorgverantwoordelijke).
zorgaanbiederdoet het er voor het in te stellen rechtsmiddel dus toe of het gaat om een beslissing op een met klachten gecombineerd verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 10:11 lid 2 Wvggz in verbinding met artikel 10:7 Wvvgz of op een zelfstandig verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 2 Wvggz. Tegen eerstgenoemde beslissing moet immers cassatie ingesteld worden en tegen laatstgenoemde beslissing hoger beroep. [15]
Verzoekschrift ex artikel 10:7 Wvggz én artikel 10:12 leden 1/2 Wvggz
Verzoek tot schadevergoeding ex art. 10:11 en 10:12
onderdeel 1. De klachten van dit onderdeel betreffen het oordeel van de rechter over de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, in het bijzonder het oordeel van het hof dat intrekking van de toevoeging op grond waarvan haar advocaat betrokkene bijstaat niet aan de orde kan zijn.
eerste aanleg. Verzocht wordt immers vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot aan het indienen van het verzoekschrift in eerste aanleg. Over deze toevoeging wordt niets gesteld in de procesinleiding en ook overigens blijkt niets over deze toevoeging in de stukken van het geding in cassatie. Uit de beschikking van de rechtbank blijkt dat de rechtbank heeft vastgesteld dat aan verzoekster een toevoeging is verleend, dat de kosten onder deze toevoeging vallen en dat deze toevoeging niet is ingetrokken. [37] Dat de toevoeging kan en zal worden ingetrokken, zoals de klacht aanvoert, is in cassatie niet vast te stellen. Daarom falen de klachten.