Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Procedure
FeitenOp grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het volgende uit:
Vordering
Dexia ziet zich geconfronteerd met de situatie dat [gedaagden] een vordering op haar pretendeert, dat [gedaagden] de verjaring van die vordering heeft gestuit, maar dat [gedaagden] niet inhoudelijk motiveert waarom hij meent een vordering op Dexia te hebben. Dexia meent daarom er recht en belang bij te hebben dat in rechte wordt vastgesteld dat [gedaagden] geen vordering meer op haar heeft in verband met de tussen hen gesloten leaseovereenkomst.
Verweer
Beoordeling
4 november 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:4585, r.o. 3.14) heeft het Hof Amsterdam overwogen dat het de individuele afnemer (zoals [betrokkene] ), die tijdig een zogenoemde opt-out verklaring heeft afgelegd, niet regardeert dat de Stichting Eegalease in het kader van de schikking afstand heeft gedaan van alle rechten en vorderingen die inzet waren van de betrokken collectieve procedure, juist omdat de afnemer heeft verklaard niet aan de Duisenbergregeling gebonden te willen zijn. Deze overweging en beslissing wordt hier overgenomen. In het door Dexia aangehaalde arrest d.d. 25 november 2014 (r.o. 3.10.5, ECLI:NL:GHSHE:2014:4956) heeft het Hof Den Bosch overwogen dat de hier bedoelde afstand van recht door Stichting Eegalease ook geldt voor het recht (van de afnemer) een beroep te doen op de in de brief van Stichting Eegalease van 29 januari 2003 en in de dagvaarding van Stichting Eegalease van 13 maart 2003 vervatte vernietiging van de effectenleaseovereenkomst. Dit laatste doet echter niet af aan het feit dat uit bovengenoemde beslissing van de Hoge Raad volgt dat het instellen van de betreffende collectieve actie stuitende werking heeft ten aanzien van de verjaring van de bevoegdheid om nadien (alsnog) een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring af te leggen. Het beroep van Dexia op afstand van recht wordt verworpen.
Aankoop en behoud aandelen
HIER GEBLEVEN
“De in het nationale recht geldende voorwaarden, waarnaar artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 verwijst, mogen derhalve geen afbreuk doen aan de essentie van het recht dat consumenten aan deze bepaling - zoals uitgelegd in de in de punten 54 tot en met 61 van dit arrest aangehaalde rechtspraak van het hof - ontlenen om niet gebonden te zijn aan een beding dat geacht wordt oneerlijk te zijn.”
in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort"(lid 1 van artikel 3 van de richtlijn). Om dit te beoordelen, zal gelet op overweging 3.5.6, dienen te worden bezien of de uit de wettelijke bepalingen (Nederlandse recht) voortvloeiende rechtspositie van de consument door het beding in voldoende ernstige mate wordt aangetast. Het Nederlandse recht voorziet niet in een specifieke wettelijke bepaling inzake het tussentijds opzeggen van een duurovereenkomst voor bepaalde tijd met al dan niet de verplichting tot schadevergoeding. Artikel 7A:1576e lid 2 BW waar Dexia naar verwijst is immers enkel van toepassing tijdens de looptijd van het contract en niet bij beëindiging, zo volgt uit overweging 3.7.6. De opzeggingsbevoegdheid van een duurovereenkomst wordt in het Nederlands recht beheerst door de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW).
BESLISSING
voor verschuldigd griffierecht € 115,00
voor het exploot van dagvaarding € 77,52
voor salaris gemachtigde
€ 230,00 +totaal € 425,78, een en ander onverminderd de eventueel over de proceskosten verschuldigde btw;
wijst het meer of anders gevorderde af.