ECLI:NL:RBDHA:2024:14662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
NL23.40048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en familierechtelijke relatie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, twee Afghaanse nationalen, tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis bij hun referent. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 30 december 2022, en het bezwaar hiertegen werd op 28 november 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 31 juli 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eisers als de gemachtigde van de minister aanwezig waren, evenals de referent. De rechtbank concludeert dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent onvoldoende is aangetoond, ondanks het feit dat de minister het voordeel van de twijfel heeft gegeven. De rechtbank stelt vast dat eisers niet voldoen aan het jongvolwassenenbeleid en dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die een gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar een stappenplan van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor mvv-nareis aanvragen, waarbij de feitelijke gezinsband en de afhankelijkheid van de referent worden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft overwogen dat de gezinsband is verbroken, omdat eiser en eiseres zich zelfstandig hebben kunnen handhaven in Dubai en Afghanistan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40048

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser

[eiseres], v-nummer: [nummer 2], eiseres
samen: eisers
(gemachtigde: mr. I.C. van Krimpen),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1]
(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis bij referent [naam].
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 30 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 november 2023 op het bezwaar van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister. Ook was referent aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en standpunt van de minister
5. Eisers hebben de Afghaanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1994 en eiser is geboren op [geboortedatum 2] 1992. Zij beogen verblijf bij referent. Hij is de gestelde vader van eisers en heeft ook de Afghaanse nationaliteit. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent onvoldoende is aangetoond. Er wordt aan eisers echter het voordeel van de twijfel geboden, maar er wordt niet toegekomen aan nader onderzoek omdat de feitelijke gezinsband niet wordt aangenomen. Hierbij heeft de minister het standpunt ingenomen dat eisers niet voldoen aan het jongvolwassenenbeleid en geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Hierdoor is er dus geen sprake van familieleven in de zin van artikel 8, eerste lid, van het EVRM.
Beoordelingskader mvv-nareis
6. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 mei 2024 [2] volgt een stappenplan in het kader van mvv-nareis aanvragen, waarbij meerderjarigen betrokken zijn. Hierbij beoordeelt de minister in stap 1 de formele vereisten, waarbij de identiteit en familierechtelijke relatie aannemelijk gemaakt moeten worden. Vervolgens beoordeelt de minister de feitelijke gezinsband, waarbij hij in stap 2 kijkt naar het jongvolwassenenbeleid en in stap 3 naar bijkomende elementen van afhankelijkheid. De rechtbank zal in dit kader uitgaan van WI 2023/2. Deze werkinstructie was namelijk van toepassing op het moment dat de minister het bestreden besluit heeft genomen. In deze werkinstructie is het peilmoment voor het vaststellen van de feitelijke gezinsband het moment van binnenkomst van referent in Nederland. [3] In deze zaak is het peilmoment dus 23 augustus 2021.
6.1.
De minister gebruikt ook bij nareis het jongvolwassenenbeleid, neergelegd in paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), om vast te stellen of tussen een meerderjarig kind en zijn ouder(s) familie- of gezinsleven bestaat als bedoeld in artikel 8 van het EVRM zonder dat de minister daarvoor bijkomende elementen van afhankelijkheid vereist. De minister neemt familie- en gezinsleven aan tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder of ouders in gezinsband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
6.1.1.
De omstandigheid dat een meerderjarig kind zelfstandig woont en zelfstandig voorziet in het eigen levensonderhoud kan een indicatie zijn dat de feitelijke gezinsband is verbroken. De minister dient hierbij te betrekken in hoeverre het meerderjarige kind door zelfstandig te gaan wonen en/of werken een bewuste stap naar zelfstandigheid heeft willen zetten. [4] In dat geval geldt dat het kind niet langer tot het gezin van zijn ouder(s) behoort. Een noodgedwongen scheiding tussen ouder en meerderjarig kind, bijvoorbeeld door een vluchtsituatie, kan echter niet in elk geval aan het meerderjarige kind worden tegengeworpen. [5] De minister dient dan wel nader te onderzoeken of het meerderjarige kind zich ondanks de scheiding zelfstandig en moeiteloos heeft kunnen handhaven, waardoor de feitelijke gezinsband in sommige gevallen alsnog als verbroken beschouwd moet worden. [6]
6.2.
Wanneer een meerderjarig kind geen geslaagd beroep kan doen op het jongvolwassenenbeleid, beoordeelt de minister of het kind en zijn ouder(s) familie- en gezinsleven hebben op grond van het vereiste van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Hierbij kunnen elementen zoals samenwoning, financiële of materiële (emotionele) afhankelijkheid, de gezondheid van één de betrokkenen en de banden met het land van herkomst van belang zijn. Verder mag bij de vraag of voormelde afhankelijkheid bestaan, onder meer gewicht worden toegekend aan de vraag of ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg kunnen geven.
Familierechtelijke relatie
7. Eisers voeren aan dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent voldoende is aangetoond met de overgelegde documenten. Er is een kopie met beëdigde vertaling van de tazkera van eiser overgelegd. Ook van eiseres is een kopie van de haar e-tazkera met beëdigde vertaling overgelegd en een kopie van haar geboortecertificaat met beëdigde vertaling. Op de tazkera’s van eisers is de naam van referent, de vader van eisers, vermeld. Dit is in lijn met het algemeen ambtsbericht Afghanistan van juni 2023 (het ambtsbericht 2023). Het is niet mogelijk om de originele tazkera te overleggen, omdat eiser deze nodig heeft voor het ontvangen van overheidsdiensten. [7] Dit kan daarom ook niet van hem verwacht worden. Daarnaast heeft referent in het combinatiegehoor van 27 september 2021 (combinatiegehoor) en in het nareisgehoor van 9 november 2023 (nareisgehoor) verklaard over de persoonsgegevens van eisers. Hierdoor is volgens eisers geen nader onderzoek nodig wanneer de feitelijke gezinsband alsnog wordt aangenomen.
7.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt met de overgelegde documenten. Er zijn namelijk enkel kopieën van documenten overgelegd waardoor deze niet door Bureau Documenten op echtheid kunnen worden onderzocht. Wel heeft de minister aan eisers het voordeel van de twijfel gegeven, waardoor aan het betoog van eisers niet wordt toegekomen omdat de gezinsband is verbroken.
Jongvolwassenenbeleid in het algemeen
8. Eisers hebben aangevoerd dat het huidige jongvolwassenenbeleid niet in lijn is met de jurisprudentie van het EHRM. Deze beroepsgrond hebben eisers op zitting ingetrokken. De rechtbank zal hierover daarom geen oordeel geven.
Eiser
9. Eiser was op het peilmoment 29 jaar oud. Hij is op minderjarige leeftijd in Afghanistan een week ontvoerd geweest. Daarna is eiser, vanwege zijn veiligheid, gaan studeren in India. Dit was van 2014 tot 2017. Vervolgens heeft eiser in 2017 twee of drie maanden in Afghanistan verbleven, maar is daarna weer vanwege veiligheidsredenen naar Dubai vertrokken. In Dubai heeft eiser tot halverwege april 2023 gewerkt middels een werkvergunning. Op dit moment verblijft eiser illegaal in Dubai en heeft hij geen inkomen.
Jongvolwassenenbeleid
10. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat eiser niet voldoet aan het jongvolwassenenbeleid. Hierbij heeft de minister onterecht overwogen dat de gezinsband is verbroken, omdat eiser zichzelf moeiteloos en zelfstandig heeft staande gehouden in Dubai. De minister heeft namelijk onvoldoende waarde gehecht aan de omstandigheid dat eiser vanwege een eerdere ontvoering van zijn ouders gescheiden is. Eiser is met hulp en financiële ondersteuning van zijn ouders naar India gevlucht om daar te studeren en vervolgens weer teruggekeerd naar Afghanistan. Daarna is eiser, gelet op de onveilige situatie vanwege de eerdere ontvoering, met hulp van zijn ouders gevlucht naar Dubai. Eiser heeft zich dus gedwongen moeten handhaven in Dubai, omdat Afghanistan voor hem niet veilig was. In Dubai heeft eiser zich niet moeiteloos en zelfstandig kunnen handhaven gelet op het Kafala-systeem, waardoor eiser een afhankelijkheidsrelatie had ten opzichte van zijn werkgever. Zonder steun van zijn ouders had eiser dit niet volgehouden. Verder heeft de minister onterecht overwogen dat een eenmaal verbroken feitelijke gezinsband niet meer kan worden hersteld. Sinds het verlopen van de werk- en verblijfsvergunning van eiser op 13 juli 2023 wordt hij volledig financieel en emotioneel ondersteund door zijn gezin in Nederland. Hierbij wijst eiser op de verklaringen van referent in het nareisgehoor. Ook wijst eiser in dit kader op een uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. [8]
10.1.
De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. De minister heeft hierbij aangenomen dat de scheiding tussen eiser en referent onvrijwillig is geweest, maar dit maakt niet dat de gezinsband tussen hen niet is verbroken. Hierbij heeft de minister terecht veel gewicht toegekend aan het feit dat eiser zich jarenlang, namelijk van 2017 tot 2023, zelfstandig en moeiteloos staande heeft gehouden en in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien. Eiser heeft in deze periode namelijk gewerkt en gewoond in Dubai en uit de verklaringen van referent blijkt dat eiser zich zonder moeilijkheden of problemen zelfstandig staande wist te houden. Dat eiser onder het Kafala-systeem werkte en daardoor een afhankelijkheidsrelatie had ten opzichte van zijn werknemer, doet niet af aan het feit dat eiser werk had en hiermee in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien. Er is onvoldoende onderbouwd dat eiser hierbij financieel ondersteund werd door referent. Dat eiser inmiddels geen verblijfsvergunning meer heeft en daardoor in een lastige situatie zit, maakt niet dat hij daardoor aan de vereisten voor het jongvolwassenenbeleid voldoet. Er moet immers worden gekeken naar de situatie op het peilmoment, namelijk 23 augustus 2021 en op dat moment voorzag eiser in zijn eigen levensonderhoud. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referent is verbroken. Anders dan eiser betoogt, kan een eenmaal verbroken gezinsband niet meer worden hersteld. [9]
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
11. Eiser voert aan dat ten onrechte is overwogen dat geen sprake is van familie- of gezinsleven tussen eiser en referent op basis van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Hierbij heeft de minister onvoldoende gewicht toegekend aan verschillende omstandigheden zoals de samenwoning, inclusief de gedwongen scheiding, de financiële en emotionele afhankelijkheid, de (psychische) medische omstandigheden en de banden met Afghanistan, Dubai en Nederland. Daarnaast heeft de minister een te zware toets gehanteerd om te beoordelen of eiser zich staande zou moeten houden in Dubai. De minister heeft hierbij de te hoge lat gehanteerd dat eiser zonder referent zelfstandig kan functioneren. Hierbij verwijst eiser naar een uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. [10] Verder heeft de minister ten onrechte van belang geacht dat de hulp van referent aan eiser ook op afstand gecontinueerd kan worden. Dit is niet relevant in het kader van de vaststelling of sprake is van beschermingswaardig familieleven, maar kan enkel een rol spelen bij de belangenafweging.
11.1.
De rechtbank mag vol toetsen of de minister alle elementen heeft meegewogen. Vervolgens mag de rechtbank de uitkomst van de beoordeling of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan slechts enigszins terughoudend toetsen. [11]
11.2.
De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een gezinsband op grond van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Hierbij heeft de minister betrokken dat eiser vanaf zijn geboorte tot 2014 en enkele maanden in 2017 bij referent heeft gewoond. Eiser woont nu echter al gedurende langere periode niet meer met referent samen. Anders dan eiser betoogt, heeft de minister hierbij betrokken dat eiser zich in eerste instantie, vanwege de onvrijwillige scheiding, noodgedwongen heeft moeten handhaven. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser gedurende lange periode zelfstandig heeft gewoond, heeft gewerkt en daarmee in zijn eigen levenshoud heeft voorzien. Hieruit blijkt dat eiser niet langer financieel afhankelijk van referent is. Met de overgelegde bewijsstukken heeft eiser ook niet onderbouwd dat eiser financieel afhankelijk is van referent. Uit deze bewijsstukken blijkt namelijk niet dat referent zelf geld naar eiser heeft opgestuurd en daarnaast valt eruit op te maken dat het geld is gestuurd na de peildatum, namelijk in 2023 en 2024. Verder gaat het om geringe bedragen, waardoor ook niet gezegd kan worden dat eiser door het ontvangen van deze bedragen financieel afhankelijk is. De minister heeft verder overwogen dat sprake is van een hechte familieband, maar dit maakt niet dat sprake is van emotionele afhankelijkheid. Er is namelijk niet gebleken dat eiser en/of referent niet in staat zijn te functioneren als gevolg van de huidige scheiding. Daarbij komt dat het contact wat eiser en referent op dit moment hebben, ook op deze wijze kan worden voortgezet. Verder is niet gebleken dat referent en zijn echtgenote (moeder van eiser) hulpbehoevend zijn vanwege hun medische problematiek. Tot slot neemt de minister aan dat sprake is van een objectieve belemmering en een bepaalde mate van binding met Nederland. De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de minister alle elementen heeft betrokken en dat hij heeft mogen overwegen dat alle elementen bij elkaar onvoldoende zijn voor het aannemen van familie- en gezinsleven.
Eiseres
12. Eiseres was op het peilmoment 27 jaar oud. Zij woonde tot aan het vertrek van referent met hem samen in Afghanistan. Eiseres heeft daar gestudeerd en daarnaast gewerkt. Na het vertrek is eiseres in 2022 voor ongeveer twee of drie maanden werkzaam geweest als arts, maar na de komst van de Taliban mocht zij niet meer werken. Eiseres is in september of oktober 2021 getrouwd en heeft van hem een zoon gekregen. De echtgenoot van eiseres is in december 2021 vertrokken naar Turkije en eiseres heeft geen contact meer met hem. Op dit moment werkt eiseres niet en woont zij, samen met haar zoontje, bij de vader en twee zussen van referent in Afghanistan.
Jongvolwassenenbeleid
13. Eiseres voert aan dat ten onrechte is overwogen dat eiseres niet langer aan het jongvolwassenenbeleid voldoet, omdat de feitelijke gezinsband verbroken is. De minister heeft bij de beoordeling niet betrokken dat het voor eiseres als vrouw in Afghanistan niet toegestaan is om te werken waardoor zij dus niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en zij daarom volledig afhankelijk is van de financiële steun van haar ouders. Eiseres verwijst hierbij naar het ambtsbericht 2023. [12] Ook is volgens eiseres de gezinsband niet verbroken, doordat eiseres een gezin heeft gesticht met haar ex-partner. De minister heeft daarbij niet betrokken dat de ex-partner van eiseres zonder haar medeweten is vertrokken naar Turkije en zij sindsdien geen contact meer heeft met hem. Verder heeft de minister niet betrokken dat eiseres tot aan het gedwongen vertrek van referent met hem heeft samengewoond. Tot slot betoogt eiseres dat een eenmaal verbroken gezinsband hersteld kan worden, aarbij verwezen wordt naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. [13]
13.1.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Eiseres heeft namelijk lange tijd gewerkt en was op het peilmoment en in de periode daarna, naast haar studie, werkzaam als arts. Hiermee kon zij in haar eigen levensonderhoud voorzien. Ook blijkt uit de verklaringen van referent dat eiseres al lange periode bijdroeg aan het levensonderhoud van de overige gezinsleden. Hieruit blijkt een vorm van zelfstandigheid. Daarnaast heeft eiseres een eigen gezin gevormd, doordat zij getrouwd is en een zoon heeft gekregen. Dat zij inmiddels geen contact meer heeft met haar (ex-)echtgenoot, maakt dit niet anders. De minister heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de gezinsband is verbroken. Dat eiseres sinds de machtsovername van de Taliban niet meer kan werken en dus niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, maakt niet dat (weer) sprake is van een gezinsband. Een eenmaal verbroken gezinsband kan namelijk, zoals overwogen in rechtsoverweging 10.1, niet worden hersteld. Verder is de uitspraak van zittingsplaats Roermond niet van toepassing, omdat de situatie van eiseres verschilt van de vreemdeling in die zaak. De vreemdeling in die zaak was namelijk op minderjarige leeftijd getrouwd en had op minderjarige leeftijd een kind gekregen. Eiseres was echter meerderjarig toen zij is getrouwd en haar kind kreeg.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
14. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De minister heeft hierbij een te zware toets gehanteerd, waarbij de minister heeft overwogen dat de banden zo sterk moeten zijn dat eiseres zichzelf niet staande kan houden als gevolg van de scheiding met referent. De minister is onvoldoende ingegaan op het feit dat eiseres met haar ouders heeft samengewoond tot aan de gedwongen vlucht van haar ouders. Daarnaast heeft eiseres een zeer hechte band met haar ouders en onderhouden zij dagelijks contact. Ook is eiseres volledig financieel afhankelijk van haar ouders na de machtsovername door de Taliban. Verder spelen zowel bij eiseres als bij haar ouders psychische problemen vanwege de huidige situatie. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de banden met Afghanistan. Deze zijn niet sterk, er is een objectieve belemmering en eiseres wordt als vrouw onderworpen aan vervolging op grond van geslacht.
14.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister alle elementen meegewogen.
De minister heeft namelijk overwogen dat aannemelijk is dat eiseres en referent vanaf de geboorte van eiseres tot aan het vertrek van referent hebben samengewoond. Hierdoor zal sprake zijn van een hechte familieband. De minister stelt immers terecht dat eiseres gedurende lange tijd in haar eigen onderhoud heeft voorzien, omdat zij gewerkt heeft. De minister acht het aannemelijk dat eiseres op dit moment niet kan werken en niet in haar levensonderhoud kan voorzien. Uit de verklaringen van referent blijkt echter dat eiseres niet van hem, maar van zijn broers en kinderen financieel afhankelijk is. Eiseres heeft ter onderbouwing van de financiële afhankelijkheid een aantal bewijsstukken overgelegd. Uit deze bewijsstukken valt echter onvoldoende op te maken dat eiseres financieel afhankelijk is van referent. Op een aantal bewijsstukken staat namelijk geen datum en de datum van de andere bewijsstukken ligt na het peilmoment. Daarnaast staat de naam van referent niet op de bewijsstukken. Dat eiseres betoogt dat referent opdracht geeft voor het sturen van geld, maakt niet dat eiseres wel financieel afhankelijk is van referent. Er is namelijk niet onderbouwd dat referent dit geld terug zou moeten betalen of hiervoor anderszins de financiële verantwoordelijkheid draagt. Dat referent zo spoedig mogelijk wil gaan werken en eiseres dan financieel wil gaan ondersteunen, maakt ook niet dat op dit moment sprake is van financiële afhankelijkheid. De minister stelt dus terecht dat eiseres niet financieel afhankelijk is van referent. De minister overweegt verder terecht dat hoewel sprake is van een zeer hechte familieband, niet is gebleken dat sprake is van een zodanige emotionele afhankelijkheid dat eiseres en/of referent niet in staat is te functioneren als gevolg van de scheiding. Ook met betrekking tot de medische omstandigheden is eiseres niet afhankelijk van referent en referent en zijn echtgenote (moeder van eiseres) zijn ook niet afhankelijk van eiseres. Ter onderbouwing van de psychische gesteldheid van eiseres heeft eiseres bewijsstukken overgelegd. Deze stukken zijn echter niet vertaald, waardoor hier geen waarde aan gehecht kan worden. Hiermee kan daarom de emotionele afhankelijkheid niet onderbouwd worden. Verder heeft de minister meegewogen dat eiseres in een lastige positie verkeert in Afghanistan. Eiseres heeft echter mannelijke familieleden in haar omgeving die haar kunnen begeleiden wanneer zij zich buitenshuis begeeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op grond van bovenstaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van familie- of gezinsleven op basis van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
Belangenafweging
15. Eisers voeren aan dat de minister een belangenafweging had moeten maken. Hierbij wijzen eisers op een aantal uitspraken van de rechtbank Den Haag. [14]
15.1.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 volgt dat wanneer de minister concludeert dat bijkomende elementen van afhankelijkheid ontbreken, er geen belangenafweging gemaakt hoeft te worden. Er bestaat dan namelijk geen familieleven in de zin van artikel 8, eerste lid, van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie ABRvS 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2146.
3.WI 2023/2, paragraaf 4.1.
4.ABRvS 23 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2863.
5.WI 2020/16, p. 12.
6.ABRvS 9 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4122.
7.Zie het ambtsbericht 2023, p. 50.
8.Rb. Den Haag, zp. Roermond, 9 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:14846.
9.Zie ABRvS, 10 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2671, waarin ABRvS 9 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3067, wordt herhaald.
10.Rb. Den Haag, zp. Amsterdam, 27 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11425.
11.ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.
12.Algemeen ambtsbericht Afghanistan, juni 2023, p. 92-94.
13.Rb. Den Haag, zp. Roermond, 9 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:14846.
14.Rb. Den Haag, zp. Haarlem, 1 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8446; Rb. Den Haag, 6 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4937; Rb. Den Haag, zp. Haarlem, 25 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9129.