ECLI:NL:RBDHA:2025:11344
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 5 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft op 27 maart 2025 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat op 31 maart 2025 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van de Dublinverordening de asielaanvraag niet in behandeling hoeft te nemen, omdat Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. Eiser betoogt dat er systeemfouten zijn in de Franse opvangvoorzieningen, die in strijd zijn met de Europese regelgeving. De rechtbank erkent dat er problemen zijn in de Franse opvang, maar oordeelt dat deze niet zodanig zijn dat er sprake is van structurele tekortkomingen die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag niet aan zich hoefde te trekken en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om deugdelijk te motiveren waarom hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan, en dat de vreemdeling objectieve informatie moet aanleveren om dit vermoeden te weerleggen.