ECLI:NL:RBOVE:2025:7453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
11680880 \ CV EXPL 25-1416
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen Dexia en eisende partijen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisende partijen, aangeduid als [partij A], en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst, waarbij [partij A] via een tussenpersoon, De Spaarconsulent, een AEX Plus Effect overeenkomst heeft afgesloten met Dexia. De eisende partijen vorderden schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen door Dexia, die volgens hen niet had moeten handelen met een tussenpersoon die geen vergunning had voor beleggingsadvies. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [partij A] door de overeenkomst aan te gaan, terwijl zij had moeten weten dat De Spaarconsulent niet over de benodigde vergunning beschikte. De kantonrechter heeft de vorderingen van [partij A] toegewezen, inclusief de schadevergoeding, en Dexia veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is van belang in het kader van de jurisprudentie rondom effectenleaseovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van aanbieders en tussenpersonen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11680880 \ CV EXPL 25-1416
Vonnis van 16 december 2025
in de zaak van

1.[partij A1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [partij A1] ,
2.
[partij A2],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [partij A2] ,
hierna samen te noemen: [partij A] ,
eisende partijen in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partijen in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Dexia,
gemachtigde: USG Finance Professionals.

1.De kern van de zaak

1.1.
[partij A] heeft (al dan niet gezamenlijk) via [bedrijf] een Capital Effect en vervolgens via De Spaarconsulent een AEX Plus Effect overeenkomst gesloten met (de rechtsvoorganger van) Dexia. Op grond van de overeenkomsten werd geld geleend van Dexia en met dat geld kocht Dexia aandelen. Aan het einde van de overeenkomsten werden de aandelen verkocht en moest het geleende bedrag worden terugbetaald. De Capital Effect overeenkomst is met een positief resultaat geëindigd en maakt, nadat [partij A] haar eis heeft gewijzigd, geen deel meer uit van haar vorderingen. Op de AEX Plus Effect overeenkomst is verlies geleden. In deze zaak gaat het om de vraag of Dexia de door [partij A] de geleden schade helemaal moet vergoeden.
1.2.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat Dexia onrechtmatig jegens [partij A] heeft gehandeld en de schade geheel voor rekening van Dexia komt. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 april 2025;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens houdende akte uitlaten producties in conventie.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[partij A] heeft de volgende leaseovereenkomsten gesloten met als wederpartij (Bank Labouchere, de rechtsvoorganger van) Dexia:
Contractnummer
Datum
Naam overeenkomst
1
[contractnummer 1]
02-05-1996
Capital Effect
2
[contractnummer 2]
27-11-2000
AEX Plus Effect
3.2.
Nadat [partij A] deze overeenkomsten tussentijds heeft beëindigd, heeft Dexia een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
1
21-11-2003
+ € 6.482,53
n.v.t.
2
16-12-2005
- € 244,14
Ja
3.3.
Volgens de opgave van Dexia heeft [partij A1] c.s op grond van de Capital Effect overeenkomst in totaal een bedrag van € 10.047,46 aan termijnen betaald, € 3.951,03 aan dividenden ontvangen en € 3.079,80 aan fiscaal voordeel genoten. Volgens dezelfde opgave eindigde de Capital Effect overeenkomst met een winst van € 6.482,53 welk bedrag aan [partij A] is uitgekeerd.
3.4.
Ten aanzien van de AEX Plus Effect overeenkomst heeft [partij A] volgens de opgave van Dexia in totaal een bedrag van € 2.527,46 aan termijnen en een bedrag van € 244,14 wegens restschuld aan Dexia betaald. Verder heeft [partij A] blijkens dezelfde opgave € 18,62 aan fiscaal voordeel genoten. Op 15 januari 2025 heeft Dexia een bedrag aan € 2.351,69 aan [partij A] uitgekeerd.
3.5.
De gemachtigde van [partij A] heeft bij brief van 7 juli 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van zowel de Capital Effect als de AEX Plus Effect overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, onrechtmatige daad, misleidende reclame en dwaling. In de brief wordt ook het recht voorbehouden daartoe nog andere gronden aan te voeren.

4.Het geschil

4.1.
[partij A] vordert (samengevat en nadat zij haar eis bij conclusie van repliek in conventie heeft gewijzigd) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar is tekortgeschoten jegens [partij A] ;
  • voor recht zal verklaren dat [partij A] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade te vergoeden;
  • Dexia zal veroordelen om de schade die [partij A] door het onrechtmatig handelen van Dexia heeft geleden, te vergoeden en tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [partij A] te voldoen al hetgeen [partij A] heeft betaald onder de AEX Plus Effect overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van Dexia, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • Dexia zal veroordelen tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen van [partij A] en concludeert in conventie tot afwijzing van de vorderingen. Het verweer mondt uit in een incidentele vordering en een tegenvordering waarbij Dexia (samengevat) vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident en in de hoofdzaak
  • [partij A] ex artikel 195 Rv zal veroordelen om Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier althans van andere schriftelijke documenten waaraan de door Leaseproces, namens [partij A] , in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen zijn ontleend;
  • voor recht zal verklaren dat Dexia na betaling aan [partij A] van € 162,76 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2006 tot aan de dag van de volledige betaling, met betrekking tot de overeenkomsten met nummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [partij A] is verschuldigd;
  • [partij A] zowel in conventie als in reconventie zal veroordelen in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal, voor zover nodig, hierna worden ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in het incident
Algemeen
5.1.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie van [partij A]
5.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking van de jurisprudentie rechtvaardigen.
5.3.
Toepassing van de jurisprudentie leidt in dit geval tot de volgende conclusies:
  • er is sprake van huurkoop;
  • er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
  • Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
  • [partij A] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
  • er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade van [partij A] en de onrechtmatige daad van Dexia.
Verjaring
5.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [partij A] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
Tussenpersoon
5.5.
[partij A] heeft de AEX Plus Effect overeenkomst met Dexia gesloten via de tussenpersoon De Spaarconsulent. Tussen partijen is niet in geschil dat De Spaarconsulent niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022, [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven.
5.6.
Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021, [4] dat heeft geleid tot de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019, toegelicht dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. [5] Er is geen reden om thans anders te oordelen.
5.7.
De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
5.8.
De stelplicht en bewijslast dat De Spaarconsulent [partij A] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat De Spaarconsulent [partij A] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [partij A] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [partij A] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
5.9.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is, weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [partij A] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
5.10.
Over de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de AEX Plus Effect overeenkomst stelt [partij A1] dat hij in 2000 ongevraagd telefonisch werd benaderd door een medewerker van De Spaarconsulent. Deze medewerker vroeg of [partij A1] interesse had in een financieel adviesgesprek om de mogelijkheden van vermogensopbouw te bespreken. [partij A1] antwoorde bevestigend.
Tijdens het gesprek, waarbij [partij A2] ook aanwezig was, heeft de medewerker geïnformeerd naar de wensen en financiële situatie van [partij A] Met de medewerker is gesproken over het werk, inkomen, de gezinssituatie en de al lopende Capital Effect overeenkomst die in 1996 was afgesloten. Met de medewerker is ook gesproken over de wens van [partij A] om vermogen op te bouwen om de studie van de kinderen te kunnen betalen. De medewerker gaf aan dat hij een geschikt product kon adviseren om de doelstelling van [partij A] te kunnen verwezenlijken.
Volgens [partij A] was het advies van de medewerker om een AEX Plus Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten met maandbetalingen van ongeveer
NLG 100,00. De maandbetalingen zou [partij A1] kunnen voldoen vanuit zijn salaris. Op deze manier zou er een enorm vermogen worden opgebouwd waarmee de studie van de kinderen zou kunnen worden betaald.
[partij A] stelt dat de medewerker niet heeft geïnformeerd over de specifieke risico’s. Er is volgens [partij A] niet erop gewezen dat met geleend geld werd belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als op deze risico’s was gewezen, was de AEX Plus Effect overeenkomst nooit afgesloten, aldus [partij A] stelt verder dat hij (nog steeds, dus na het sluiten van de Capital Effect overeenkomst) geen (voldoende) ervaring had met belegging of kennis had van complexe financiële producten. Daarom vertrouwde [partij A] volledig op de deskundigheid en het advies van de medewerker en is het advies opgevolgd en de AEX Plus Effect overeenkomst met maandbetalingen ter hoogte van NLG 100,00 afgesloten.
Volgens [partij A] heeft de medewerker de aanvraag voor de AEX Plus Effect overeenkomst in orde gemaakt en is de uiteindelijke AEX Plus Effect overeenkomst tijdens een later huisbezoek in het bijzijn van de medewerker ondertekend. De medewerker zou er vervolgens voor hebben zorggedragen dat de ondertekende AEX Plus Effect overeenkomst terechtkwam bij Bank Labouchere.
[partij A] stelt dat het opvolgen van het advies desastreus heeft uitgepakt. In plaats van het voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is de betaalde inleg kwijtgeraakt en is een restschuld overgehouden, die aan Dexia is betaald.
5.11.
Ter onderbouwing van haar stellingen, heeft [partij A] onder andere gewezen op de volgende stukken die ook in het geding zijn gebracht:
  • een kopie van het aanvraagformulier voor de AEX Plus Effect overeenkomst met nummer [contractnummer 2] van 21 november 2000 op naam van en ondertekend door [partij A1] en [partij A1] - Doos, met vermelding van ‘De Spaarconsulent’ bovenaan het formulier;
  • een kopie van de AEX Plus Effect overeenkomst met nummer [contractnummer 2] van 27 november 2000, met vermelding van een maandbedrag van NLG 100,00, op naam van en getekend door [partij A1] en [partij A2] ;
  • een kopie van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van De Spaarconsulent met als laatste bedrijfsomschrijving: ‘
Aanhoudingsverzoek
5.12.
Dexia heeft grote bezwaren tegen de door haar zo genoemde ‘bewijsconstructie’ omtrent de advisering door tussenpersonen die in de jurisprudentie van de rechtbanken vaak wordt gehanteerd. Voor het geval de kantonrechter bij de beoordeling van deze zaak het voornemen heeft gebruik te maken van diezelfde constructie/redenering, heeft Dexia verzocht om de zaak aan te houden in verband met de door haar ingestelde cassatieberoepen tegen drie arresten van de gerechtshoven ’s-Hertogenbosch en Arnhem-Leeuwarden.
De bewuste redenering omtrent het bewijs is onderwerp van deze cassatieberoepen.
5.13.
Het verzoek van Dexia wordt niet gehonoreerd, omdat de jurisprudentie van de gerechtshoven op dit punt de juistheid van de door de rechtbanken gevolgde redenering vooralsnog bevestigt. Er is bovendien geen concrete indicatie dat de Hoge Raad de betreffende arresten mogelijk gaat vernietigen.
(Nieuwe) argumenten Dexia
5.14.
Dexia heeft tegen de bewuste overwegingen (nieuwe) argumenten aangevoerd.
Deze komen er, kort gezegd, op neer:
  • dat Leaseproces (de gemachtigde van [partij A] ) ten onrechte op haar woord wordt geloofd;
  • dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
  • dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust; en
  • dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
5.15.
Deze argumenten gaan niet op. Bij de beoordeling van deze zaak geldt – evenals in vergelijkbare zaken – als uitgangspunt dat, zoals [partij A] onderbouwd heeft gesteld en Dexia onvoldoende heeft weersproken, tussenpersonen een gebruikelijke werkwijze hadden. Daarbij bracht de medewerker van de tussenpersoon steeds de situatie en de wensen van een klant in kaart en stelde in aansluiting daarop een bepaald effectenleaseproduct als geschikt voor. Dexia wist dat. [6] Met de stellingen omtrent de concrete feiten en omstandigheden ten aanzien van de advisering in dit geval, heeft [partij A] tegen de achtergrond van de beschreven gebruikelijke werkwijze, voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dat betekent dat Dexia, om tot (tegen)bewijs te worden toegelaten, niet kan volstaan met een betwisting in algemene termen van de door [partij A] geschetste gang van zaken. Dexia had daarvoor meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds in dit geval geen sprake is geweest van advisering, door uiteen te zetten op welke wijze de overeenkomst dan wel tot stand was gekomen. Nu Dexia dat niet heeft gedaan, heeft zij de stelling van [partij A] dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering onvoldoende gemotiveerd weersproken. Deze stelling moet daarom als vaststaand worden aangenomen en wordt er niet aan bewijslevering toegekomen. Dat de gemachtigde van [partij A] in een andere zaak mogelijk in de processtukken een onjuiste weergave van de geschetste gang van zaken heeft opgenomen, betekent niet zonder meer dat zij in alle zaken een onbetrouwbare weergave van de feiten geeft. Van Dexia mag worden verwacht dat zij toelicht waarom daarvan in dit specifieke geval sprake is. Als de door de afnemer beschreven wijze van advisering niet klopt, kan Dexia dit immers weerspreken door te omschrijven hoe het volgens haar is gegaan. Dat Dexia dat volgens haar stellingen niet kan, omdat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [partij A] en de medewerker van de tussenpersoon, komt voor haar rekening en risico. Zij heeft er destijds immers van afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten zoals [partij A] en gebruik gemaakt van tussenpersonen voor de afzet van haar producten. Anders dan Dexia meent, betekent het voorgaande niet dat op haar een onderzoeks- of vastleggingsplicht rust, maar slechts dat het mogelijk ontbreken van onderbouwing van haar betwisting, voor haar rekening en risico komt.
Wetenschap Dexia
5.16.
In dit geval is niet gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van De Spaarconsulent aan [partij A] Zij had die wetenschap echter wel behoren te hebben. Ten eerste had zij, nu zij gebruik maakte van tussenpersonen, moeten weten wat hun gebruikelijke werkwijze was. Daarnaast lag het op de weg van Dexia om voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een klant actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst zou aangaan op advies van de tussenpersoon. Aan de hand van de in dat verband ontvangen informatie had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de overeenkomst kon en mocht sluiten. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Dat moet, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico blijven. De betwisting door Dexia van de stelling dat zij kon weten dat sprake was van vergunningplichtige advisering, is dan ook onvoldoende onderbouwd. Daardoor komt de geobjectiveerde wetenschap ook in dit concrete geval vast te staan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor zover Dexia, zoals zij stelt, destijds niet wist dat de advisering vergunningplichtig was, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Zo’n rechtsdwaling blijft in verhouding tot [partij A] voor rekening van Dexia.
Aansprakelijkheid Dexia
5.17.
Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [partij A] de AEX Plus Effect overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [partij A] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [partij A] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [7] Er kunnen situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [partij A] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
De door [partij A] gevorderde verklaring voor recht
5.18.
De door van [partij A] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens van [partij A] heeft gehandeld door van [partij A] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat De Spaarconsulent van [partij A] niet alleen als klant aanbracht maar [partij A] tevens persoonlijk had geadviseerd en De Spaarconsulent geen vergunning daarvoor bezat.
Schade
5.19.
Uit de schadeberekening van [partij A] volgt dat zij een bedrag van € 386,10 aan batig saldo uit de Capital Effect overeenkomst en het fiscale voordeel van € 18,62 dat zij heeft genoten uit de AEX Plus Effect overeenkomst, van haar schade heeft afgetrokken. Vervolgens komt zij op een schadebedrag van € 2.375,21.
5.20.
Deze schadeberekening heeft Dexia betwist. In haar conclusie van antwoord heeft Dexia weliswaar aangevoerd dat het batig saldo op de Capital Effect overeenkomst € 386,10 bedraagt, maar vervolgens heeft zij, met een beroep op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2025, [8] gesteld het batig saldo hoger is, omdat rekening moet worden gehouden met fiscale voordelen die voortvloeien uit een andere effectenleaseovereenkomst. Aangezien [partij A] de hoogte van het fiscale voordeel uit de Capital Effect overeenkomst niet heeft betwist, komt het batig saldo van de Capital Effect overeenkomst uit op € 3.465,90 en resteert er geen schade meer om aan [partij A] te vergoeden, aldus Dexia.
5.21.
De kantonrechter volgt Dexia daarin niet. Zoals bekend, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade op grond van de jurisprudentie uit de door de afnemer betaalde inleg (de termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomst(en).
5.22.
In haar arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2025 waarnaar Dexia verwijst, heeft het hof kort gezegd en met verwijzing naar de heersende jurisprudentie, geoordeeld dat onder batig saldo dient te worden verstaan het positieve saldo van alles wat een bepaalde effectenleaseovereenkomst de afnemer aan de ene kant kost (aan kosten, rente, aflossing en nog terug te betalen gedeelte van de lening) en aan de andere kant oplevert (aan dividenden en eventuele andere voordelen tijdens de looptijd van de overeenkomst en aan de verkoopopbrengst van de effecten bij beëindiging ervan). Dat betekent dat ook eventuele fiscale voordelen van de andere overeenkomsten meetellen bij de berekening van het batig saldo.
5.23.
Dexia stelt weliswaar dat in het batig saldo zoals [partij A] heeft berekend, geen rekening is gehouden met het fiscale voordeel uit de Capital Effect overeenkomst, maar deze stelling heeft zij niet nader onderbouwd. De kantonrechter begrijpt de stelling van Dexia aldus, dat nu [partij A] het fiscaal voordeel uit de Capital Effect overeenkomst niet heeft betwist, het batig saldo daarom resulteert in het bedrag van
€ 3.465,90. Daarmee miskent Dexia echter dat het batig saldo de resultante is van alle kosten en baten tijdens de looptijd van de overeenkomst en de eventuele opbrengst bij verkoop van de effecten bij de beëindiging daarvan. Het batig saldo is derhalve meer dan alleen het fiscale voordeel. Dexia heeft verzuimd inzichtelijk te maken hoe het door haar gestelde batig saldo precies is opgebouwd. Om die reden zal de kantonrechter de berekening van Dexia op grond waarvan het batig saldo uit de Capital Lease overeenkomst zou neerkomen op € 3.465,90, buiten beschouwing laten.
5.24.
Dat betekent dat de kantonrechter heeft uit te gaan van de juistheid van het door [partij A] berekende batig saldo uit de Capital Lease overeenkomst van
€ 386,10. Het gevolg daarvan is dat niet volledig kan worden vastgesteld dat Dexia niets meer aan [partij A] moet vergoeden.
5.25.
De kantonrechter is van oordeel dat partijen inmiddels kunnen berekenen wat Dexia nog wel aan [partij A] moet betalen. De kantonrechter wijst daarbij op overweging 5.21. en het volgende. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021. [9] De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in Hoge Raad 1 mei 2015 en Hoge Raad 3 februari 2017. [10] Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019. [11]
De door [partij A] gevorderde verklaring voor recht
5.26.
De door van [partij A] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens van [partij A] heeft gehandeld door van [partij A] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat De Spaarconsulent van [partij A] niet alleen als klant aanbracht maar van [partij A] tevens persoonlijk had geadviseerd en De Spaarconsulent geen vergunning daarvoor bezat.
De door Dexia gevorderde verklaring voor recht
5.27.
Gelet op de voorgaande beoordeling in conventie, zal de vordering van Dexia om voor recht te verklaren dat zij met betrekking tot de tussen haar en [partij A] gesloten AEX Plus Effect overeenkomst met nummer [contractnummer 2] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [partij A] verschuldigd is, worden afgewezen. Aangezien de Capital Effect overeenkomst met nummer [contractnummer 1] geen deel meer uitmaakt van de vordering van [partij A] omdat deze winstgevend is geëindigd, kan de door Dexia gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van die overeenkomst wel worden toegewezen. Voor recht zal dan ook worden verklaard dat Dexia met betrekking tot Capital Lease overeenkomsten met nummer [contractnummer 1] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [partij A] verschuldigd is.
Incidentele vordering van Dexia
5.28.
Dexia vordert dat [partij A] wordt veroordeeld een afschrift van het intakeformulier althans van andere schriftelijke documenten waaraan de door Leaseproces namens [partij A] in deze procedure feitelijke stellingen zijn ontleend, aan Dexia te verstrekken.
5.29.
Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [partij A] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces zijn terechtgekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier of anderszins dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een hoge uitzondering die maakt dat in dít geval van de beroepsbeoefenaar kan worden verlangd zich niet op zijn verschoningsrecht te beroepen. Al met al oordeelt de kantonrechter dat het incidentele verzoek van Dexia moet worden afgewezen.
5.30.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [partij A] worden tot op heden begroot op € 82,00.
Proceskosten in conventie en in reconventie
5.31.
Omdat [partij A] grotendeels inhoudelijk gelijk zal krijgen, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [partij A] Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [partij A] worden daarmee begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punt × € 271,00)
- nakosten
100,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.518,47
5.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident van Dexia
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van [partij A] tot op heden begroot op € 82,00;
in conventie
6.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [partij A] heeft gehandeld door [partij A] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat De Spaarconsulent [partij A] niet alleen als klant aanbracht, maar [partij A] ook persoonlijk had geadviseerd en De Spaarconsulent geen vergunning daarvoor bezat;
6.4.
verklaart voor recht dat [partij A] schade heeft geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is om deze schade te vergoeden;
6.5.
veroordeelt Dexia om aan [partij A] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in rechtsoverweging 5.21. en 5.25.;
6.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van [partij A] van € 1.518,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen;
6.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.8.
verklaart de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.10.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de Capital Lease Overeenkomst met nummer [contractnummer 1] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [partij A] verschuldigd is;
6.11.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van [partij A] , tot op heden begroot op nihil;
6.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L. Alers, kantonrechter-plaatsvervanger, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025.

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 mei 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:20 en de arresten van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2025 waaronder ECLI:NL:HR:2025:684.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
6.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ’s Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379. Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
7.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.
10.ECLI:NL: HR:2015:1198 en ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3.