ECLI:NL:RBROT:2022:3196
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen sluiting van een bedrijfspand op grond van de Opiumwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de sluiting van een bedrijfspand voor de duur van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De eiseres, eigenaar van het pand, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting die was opgelegd door de burgemeester van Barendrecht. De rechtbank oordeelde dat de sluiting gegrond was, maar dat de duur van de sluiting onevenredig was in verhouding tot de doelen die met de sluiting beoogd werden. De rechtbank constateerde dat er bijzondere omstandigheden waren, zoals het lange tijdsverloop tussen de constatering van de overtreding en de sluiting, en dat het pand eerder al door de politie was gesloten. De rechtbank besloot de sluiting te verkorten tot drie maanden en kende een schadevergoeding toe voor de gederfde huurinkomsten van de eiseres. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester wel bevoegd was om het pand te sluiten, maar dat de evenredigheid van de maatregel in dit geval niet was gewaarborgd. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en betreft de toepassing van de Opiumwet, waarbij de rechtbank de belangen van de eiseres afwoog tegen de noodzaak van de sluiting voor de openbare orde.