4.10.De inspecteur heeft bij de (navorderings)aanslagen vpb over de jaren 2014 tot en met 2017 en bij de naheffingsaanslagen dividendbelasting over de jaren 2015 tot en met 2018 vergrijpboeten opgelegd van 100%. Volgens de inspecteur is het aan de (voorwaardelijke) opzet van belanghebbende te wijten dat te weinig belasting is geheven (vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2016) dan wel op aangifte is afgedragen (dividendbelasting 2015 tot en met 2018) dan wel de aangifte onjuist of onvolledig is gedaan (vennootschapsbelasting 2017). Boeten van 100% zouden passend en geboden zijn omdat sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning.
Verder heeft de inspecteur bij de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2018 een verzuimboete opgelegd omdat belanghebbende de aangifte niet (tijdig) heeft gedaan.
4.10.1.Belanghebbende stelt dat de inspecteur de redenen voor beboeting niet tijdig heeft meegedeeld, waardoor het verdedigingsbeginsel is geschonden. Dit zou moeten leiden tot vernietiging van de boeten vennootschapsbelasting over de jaren 2016 en 2017 en de boeten dividendbelasting over de jaren 2015 tot en met 2018.
4.10.2.Naar het oordeel van de rechtbank is ter zake van de boeten bij de naheffingsaanslagen dividendbelasting over de jaren 2016 en 2017 het verdedigingsbeginsel geschonden. De kennisgeving van die boeten heeft een dagtekening die een dag na de dagtekening van de betreffende boetebeschikking ligt. Daarmee is belanghebbende niet uiterlijk bij de bekendmaking van de boeten op de hoogte gesteld van de overtreding en het overtreden voorschrift.Die boeten worden dan ook vernietigd.
4.10.3.Ten aanzien van de overige boeten is niet aannemelijk dat belanghebbende in haar verdedigingsbelang is geschaad door de data waarop de kennisgevingen inzake de boeten zijn verzonden. Belanghebbende is in bezwaar en beroep steeds in de gelegenheid geweest haar standpunt naar voren te brengen.
Schending van het ne bis in idem beginsel / una via beginsel
4.10.4.Belanghebbende wijst erop dat zij ook strafrechtelijk wordt vervolgd op basis van hetzelfde feitencomplex en dat de grondslag voor strafrechtelijke vervolging dezelfde is als voor het opleggen van de boeten of voor het daarbij in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden.
4.10.5.Naar het oordeel van de rechtbank zijn het ne bis in idem beginsel en het una via beginsel niet geschonden. Strafrechtelijk wordt belanghebbende vervolgd voor het opzettelijk niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen en het niet bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, in samenhang met het opzettelijk niet (tijdig) doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte. De fiscale vergrijpboeten zijn op andere gronden opgelegd, te weten omdat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven dan wel de aangifte onjuist of onvolledig is gedaan.
4.10.6.De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de artikelen 67d, 67e en 67f van de AWR, terecht vergrijpboeten bij de belastingaanslagen vennootschapsbelasting en dividendbelasting 2015 aan belanghebbende zijn opgelegd.
De rechtbank stelt voorop dat de aanwezigheid van een beboetbaar feit alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Dit dient begrepen te worden als ‘doen blijken’, dat wil zeggen: ‘overtuigend aantonen.De inspecteur dient dus overtuigend aan te tonen dat het aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende is te wijten dat de aanslagen tot te lage bedragen zijn vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven dan wel niet (tijdig) aangifte is gedaan. Onder opzet wordt verstaan het willen en wetens handelen. De ondergrens van opzet wordt gevormd door voorwaardelijke opzet. Daarvoor moet vaststaan (i) dat belanghebbende wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat de verweten gedraging zich voordoet, en (ii) dat zij deze kans bovendien bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Naar het oordeel van de rechtbank is de inspecteur met de door hem overgelegde bewijsstukken in zijn bewijslast geslaagd. Belanghebbende heeft contante omzet buiten haar administratie gehouden en heeft deze omzet bewust niet in haar aangiften vennootschapsbelasting opgenomen en de rechtbank is van oordeel dat de inspecteur met alles wat hij heeft aangevoerd overtuigend heeft bewezen dat de door hem voor de zwarte omzet gehanteerde bedragen niet te hoog zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat gegenereerde omzet dient te worden aangegeven om tot een juiste bepaling van de belastingschuld te komen. Daarmee is buiten redelijke twijfel dat bij belanghebbende de wetenschap bestond dat door dit niet te doen, de aanmerkelijke kans bestond dat er te weinig vennootschapsbelasting zou worden geheven dan wel het dat een onjuiste aangifte gedaan wordt. Door desalniettemin de omzet buiten de boeken te houden, heeft belanghebbende bewust ervoor gezorgd dat dit zou gebeuren. Verder heeft belanghebbende deze omzet aan haar enig aandeelhouder uitgedeeld doordat [de bestuurder] deze omzet in enveloppen in ontvangst heeft genomen. Ook hier geldt als feit van algemene bekendheid dat bij uitdelingen aan een natuurlijk persoon dividendbelasting is verschuldigd, die op aangifte moet worden afgedragen. Bij belanghebbende bestond dus de bewustheid dat te weinig dividendbelasting werd betaald.
4.10.7.Belanghebbende maakt voor dat geval bezwaar tegen het toegepaste boetepercentage.
4.10.8.De rechtbank acht vergrijpboeten naar het wettelijk maximum van 100% aangewezen voor zover deze verband houden met de verzwegen “Ranger-omzet”. Om deze omzet buiten de administratie te houden en hierover geen belasting te betalen, is het reserveringssysteem [bedrag] gemanipuleerd (zie 4.7.6) en is daarvoor een speciale werkorganisatie opgezet binnen de [belanghebbende] . Daarmee is sprake van een vorm van listigheid die als strafverzwarend wordt aangemerkt.
Ten aanzien van de overige niet aangegeven omzet is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van strafverzwarende omstandigheden, zodat de boeten in zoverre dienen te worden verlaagd tot 50%. Met betrekking tot het buiten de boeken houden van deze overige omzet, die sowieso contant werd ontvangen, heeft de inspecteur niet bewezen dat er gedragingen zijn geweest die als strafverzwarend moeten worden aangemerkt.
4.10.9.Belanghebbende stelt dat de boeten moeten worden verminderd omdat voor hetzelfde feitencomplex maximale boeten zijn opgelegd voor de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomstenbelasting. Belanghebbende stelt verder dat de vergrijpboeten moeten worden verlaagd omdat de grondslag daarvan is vastgesteld met omkering van de bewijslast.
4.10.10.De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, door het opleggen van boeten bij de (navorderings)aanslag vennootschapsbelasting 2015 én dividendbelasting 2015 ter zake van dezelfde omzetcorrecties, ter zake van dezelfde feiten tweemaal in haar vermogen wordt getroffen.De rechtbank zal de gevolgen daarvan matigen door de vergrijpboete die is opgelegd bij de naheffingsaanslag dividendbelasting over het jaar 2015 te matigen (zie hierna onder 4.10.12).
4.10.11.De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om de boeten in de vpb te verlagen vanwege de omstandigheid dat de boetegrondslag is vastgesteld met omkering van de bewijslast.Naar het oordeel van de rechtbank is de door de inspecteur gecorrigeerde omzet tot stand gekomen door goed onderbouwde berekeningen en daardoor voldoende precies om als boetegrondslag te dienen (zie 4.9.1). Wel zijn in een aantal gevallen bepaalde gegevens geëxtrapoleerd waardoor die juistheid in zoverre niet overtuigend is bewezen. In verband hiermee zal de rechtbank de boeten verder matigen.
4.10.12.Rekening houdend met al hetgeen hiervoor is overwogen, met name in 4.10.6, 4.10.8, 4.10.10 en 4.10.11, acht de rechtbank de volgende vergrijpboeten passend en geboden:
Vennootschapsbelasting 2014
€ 400.000
Vennootschapsbelasting 2015
€ 500.000
Vennootschapsbelasting 2016
€ 700.000
Vennootschapsbelasting 2017
€ 700.000
Dividendbelasting 2015
€ 200.000
4.10.13.De verzuimboete is op grond van artikel 67a van de AWR terecht opgelegd omdat belanghebbende de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2018 niet (tijdig) heeft gedaan terwijl zij daartoe was uitgenodigd en aangemaand (zie 3.9). Een verzuimboete blijft achterwege bij afwezigheid van alle schuld (avas). Hiervan is sprake als belanghebbende alle in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te voorkomen dat het verzuim zou worden begaan.Zoals in 4.7.3 is overwogen acht de rechtbank niet aannemelijk dat belanghebbende die aangifte niet tijdig kon doen. De rechtbank acht de opgelegde verzuimboete verder passend en geboden.
Matiging van de boeten in verband met overschrijding van de redelijke termijn
4.10.14.De duur van de procedure vormt voor de rechtbank aanleiding om de boeten verder te matigen, omdat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaken. De rechtbank stelt vast dat de eerste vergrijpboete is aangekondigd op 27 oktober 2020 en de laatste vergrijpboete op 26 mei 2021. De rechtbank doet uitspraak op 7 mei 2025. Sinds de aankondiging van de boeten is dus telkens meer dan vier jaar verstreken. De rechtbank stelt vast dat hiermee de redelijke termijn van twee jaar telkens is overschreden met meer dan 24 maanden (undue delay).De rechtbank ziet – anders dan de inspecteur – geen reden om een deel van de overschrijding aan belanghebbende toe te rekenen of om de tweejaarstermijn op grond van bijzondere omstandigheden te verlengen (zie hierna onder 4.12.3). Gelet hierop zullen de vergrijpboeten elk met nog € 20.000 worden verminderd.
4.10.15.Ten aanzien van de verzuimboete voor het jaar 2018 is eveneens sprake van undue delay. Deze boete is aan belanghebbende meegedeeld door het opleggen daarvan op 30 april 2022. De rechtbank doet uitspraak op 7 mei 2025. Sinds de aanvang van de redelijke termijn is dus drie jaren en één maand verstreken. De redelijke termijn is dan overschreden met dertien maanden. De boete van € 2.757 wordt daarom gematigd met 15%.Dit leidt tot een boete van € 2.343.
Heeft de inspecteur de belastingrentebeschikkingen terecht en tot juiste bedragen vastgesteld?