In deze zaak gaat het om de terugvordering van de Wajong-uitkering en de herziening van de toeslag van appellant door het Uwv. Appellant ontving een Wajong-uitkering en een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Het Uwv heeft de Wajong-uitkering over de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 op nihil gesteld en de toeslag herzien, omdat appellant illegale gokactiviteiten had verricht en daarmee aanzienlijke inkomsten had gegenereerd. Appellant is het niet eens met deze besluiten en heeft hoger beroep ingesteld. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de Wajong-uitkering over de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 niet op nihil mocht stellen, omdat het Uwv onvoldoende bewijs heeft geleverd dat appellant in die periode hoge inkomsten had. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het Uwv opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant. De Raad heeft ook geoordeeld dat de terugvordering van de Wajong-uitkering en de herziening van de toeslag over de periode van 1 januari 2015 tot 26 januari 2020 terecht zijn, omdat appellant welbewust zijn inkomsten niet heeft gemeld. De Raad heeft de proceskosten van appellant vergoed.