Conclusie
tiende middelbespreken. Daarin wordt geklaagd dat het hof op de terechtzitting van 9 maart 2016 bij de afwijzing van het verzoek [betrokkene 3] als getuige te horen een onjuiste toepassing en uitleg heeft gegeven aan het criterium van het verdedigingsbelang. Verder klaagt het middel dat de afwijzing onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd.
Relevante feiten
market order(verkoop tegen iedere prijs) of
limit order(verkoop tegen - door [A] geadviseerde – minimale prijs) te plaatsen, waarbij een
market orderwerd geadviseerd(28). In de afgeluisterde gesprekken is in geen geval een verkoop van bij klanten in bezit zijnde aandelen geconstateerd.(29)
Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren
Ten aanzien van feit 2
remuneration feevan de vennootschappen werd vergoed, van welke afspraken tussen [A] en de vennootschapen zich overigens geen stukken in het dossier bevinden;
[verdachte] : He sold his father’s company, that his father started up in 1951, and he sold it two years ago.[betrokkene 1] : So, he inherited the money.[verdachte] : Yeah.[betrokkene 1] : So, he is just pissing it all away, that’s perfect.[verdachte] : (laughing) Uhm…[betrokkene 1] : We are gonna end up with his father’s empire.[verdachte] : We’ll have our own empire.(37)Uit de inhoud van dit gesprek leidt het hof af dat de verdachte en [betrokkene 1] het voornemen hadden [C] zo veel mogelijk te laten investeren in door [A] verhandelde aandelen en hem aldus van de erfenis van zijn vader te ontdoen.
Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van feit 3
over the counter), hetgeen met zich brengt dat deze - na afloop van de periode waarin een verkooprestrictie geldt - vrij verhandelbaar waren. De verdachte was bekend met een ruzie tussen [betrokkene 10] , eigenaar van [G] en [betrokkene 1] . De verdachte wist dat [betrokkene 1] een brief stuurde aan klanten waarin hij schreef dat [A] wel het recht had om aandelen [G] te verkopen(53).
Het oordeel van het hof over het onder 4 ten laste gelegde
eerste middelbevat een algemene klacht dat de verwijzing naar de bewijsmiddelen in het bestreden arrest onvoldoende nauwkeurig is om te kunnen beoordelen of de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen, of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet redengevende onderdelen inhoudt, dan wel of de bewijsmiddelen niet zijn gedenatureerd.
tweede middelricht zich met vier deelklachten tegen de bewezenverklaring en de kwalificatie van het onder 2 tenlastegelegde.
De tweede deelklacht houdt in dat het hof heeft overwogen dat het dossier geen steun biedt voor het oordeel dat de gedragingen van de verdachte kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verhullen en verbergen van de criminele herkomst, zodat de bewezenverklaring ten aanzien van het overdragen en/of het gebruik maken van deze geldbedragen zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk is.
derde middelvalt uiteen in twee klachten.
vierde middelklaagt allereerst dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat [C] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen, onvoldoende steunt op de in het arrest weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen en het hof heeft nagelaten opgave te doen van de redengevende feiten en omstandigheden die tot deze bewezenverklaring hebben geleid.
zesde middelklaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan oplichting, onvoldoende met redenen is omkleed.
zevende middelklaagt dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte en zijn mededaders opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid hebben voorgewend dat [A] bevoegd en in staat was aandelen [G] aan [betrokkene 7] en [betrokkene 8] te verkopen en af te leveren, onvoldoende steunt op de in het arrest weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen. [13]
negende middelklaagt dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan de oplichting van [betrokkene 8] en [betrokkene 7] , onvoldoende met redenen is omkleed.
achtste middel, dat zich eveneens richt tegen de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, onbesproken laten. Indien de Hoge Raad hierover anders oordeelt, dan ben ik, indien de Hoge Raad dat wenst, uiteraard bereid aanvullend te concluderen.