Conclusie
1.Inleiding
2.Feiten en procesverloop
3.Bespreking van het middel in het principale cassatieberoep
Onderdeel 1ziet op het oordeel van het hof in rov. 3.17 van het tussenarrest [4] dat in het verpachten van de percelen landbouwgrond aan de maatschap en het overeenkomen van een overnamebeding van deze percelen in de maatschapsovereenkomst geen gift is besloten die in aanmerking komt voor de berekening van de legitieme portie op grond van art. 4:65 jo. 4:67 BW.
de overname door [verweerder] van de landbouwgronden tegen de waarde in verpachte staat (een gift van € 1.160.803);
“Vanwege de evident kenbare financiële gevolgen voor vader ten gevolge van het aangaan van het nieuwe maatschapscontract in combinatie met het verpachten van het land – ten opzichte van het ongewijzigd laten van de bestaande afspraken – vloeit voort dat het voor vader kenbaar moet zijn geweest dat hij daardoor zou verarmen waarmee ook de schenkingsbedoeling objectief komt vast te staan.”’
onderdeel 3deelt het lot van de voorgaande onderdelen.
4.Bespreking van het middel in het incidentele cassatieberoep
onderdeel 1aheeft het hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in rov. 3.3 te overwegen dat de giften die de vader heeft gedaan geheel aan hem worden toegerekend, ook al was hij getrouwd in de wettelijke gemeenschap van goederen. Het hof zou hebben miskend dat voor de toerekening van een gift niet de formele tenaamstelling relevant is maar wie in economische zin door de gift is verarmd. Hierbij moet volgens de klacht in acht worden genomen aan welke echtgenoot de gift is toegerekend in het kader van de huwelijksvermogensrechtelijke verdeling van de gemeenschap. Verder zou beoordeeld moeten worden of, ondanks de formele tenaamstelling van de gift, uit de omstandigheden van het geval kan worden afgeleid dat de echtgenoten samen de gift hebben gedaan.
Artikel 4.3.3.6a.Tot dusver werden in artikel 4.3.3.6a giften van een erflater die gehuwd was in enige gemeenschap of deelgenootschap (wettelijk of krachtens huwelijkse voorwaarden) niet geheel toegerekend aan de gever. Voor zover de gift ten gevolge van de regels van de gemeenschap of het deelgenootschap feitelijk ten laste kwam van de echtgenoot van de erflater, werd zij aan deze echtgenoot toegerekend. Nadere overweging van deze bepaling en de daarmee samenhangende, nogal gecompliceerde, regels van artikel 7.3.12c lid 7 heeft mij er alsnog toe gebracht om in deze bepalingen voor giften niet af te wijken van de formele tenaamstelling. Schenkingen dienen derhalve volledig te worden toegerekend aan degene die daarbij als schenker partij is. De echtgenoot die geen partij is zal daaraan zo nodig toestemming kunnen onthouden (artikel 1:88).’ [22]
onderdeel 1cbehoeft geen afzonderlijke bespreking.