Conclusie
Nummer24/01175 J
Bewezenverklaring, bewijsvoering en procesverloop
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2022 (…), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van aangeefster:
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) en [medeverdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: medeverdachte [medeverdachte]).
het hof begrijpt: getuige [medeslachtoffer ]) is geweest. Zij heeft al eens eerder iets tegen ze verteld over wat er met haar was gebeurd. Zij heeft mij gevraagd of ze mijn naam mocht noemen en toen heb ik ‘ja’ gezegd.
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) en [medeverdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte]) geprobeerd de wc is in te trekken.
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) en [medeverdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte]). Ze zitten in de klas genaamd TL4B van het [A] in [plaats] . [medeslachtoffer ] zou zijn betast door deze jongens. [medeslachtoffer ] had nog aangegeven dat een vriendin van haar hetzelfde was overkomen.
het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer]), want daar was het ook bij gebeurd, zij had het niet durven vertellen en zij had er last van. Op de vraag waar de jongens haar – [medeslachtoffer ] – hadden aangeraakt zei ze dat ze was aangeraakt bij haar borsten en ook bij haar kont en dat ze jongens haar naar de wc wilden duwen, "dan was het veel erger geweest".’
‘Betrouwbaarheid
eigenlijk altijd in de buurt van de wc in de gang". De verdediging heeft u gisteren enkele foto's en filmpjes toegestuurd van de gang bij de wc's – deze ziet er op elke verdieping van het schoolgebouw hetzelfde uit. Op deze afbeeldingen is te zien dat de wc zich bevindt tegenover de trap en links van een lokaal. Vanuit dat lokaal heb je zowel via een raam in de deur als ramen in de muur direct zicht op de door aangeefster genoemde gang bij de wc. Ondanks deze zichtbaarheid, en ook ondanks de door aangeefster gestelde veelvoud van de gedragingen, is er blijkens het dossier niemand geweest die de vermeende ontuchtige handelingen op enig moment heeft waargenomen. Dat roept vragen op. Zedenzaken kenmerken zich wel vaker door het feit dat er geen andere personen bij aanwezig zijn geweest, maar in dit geval leidt dat niet alleen (volgens vaste jurisprudentie) tot de noodzaak tot extra zorgvuldige en behoedzame benadering van de afgelegde verklaringen en de verhoging van de bewijsdrempel, maar doet het daadwerkelijk af aan de intrinsieke geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster. Dat er geen getuigen zijn is in het scenario van aangeefster (gezien de zichtbaarheid van de ‘pleegplaats’ en de aanwezigheid van andere leerlingen aldaar) onmogelijk, in ieder geval onwaarschijnlijk. Een en ander strookt simpelweg niet met elkaar.
dan vroegen zij dat ook en kwamen achter mij aan". Dit is volgens de Duits leraar, die in eerste aanleg is gehoord bij de rechter-commissaris, echter onmogelijk: "
U vraagt mij of ik afspraken had met de leerlingen over het toiletbezoek. Er gaan nooit twee mensen tegelijk naar het toilet. Als er een weg is, wacht degene netjes tot de andere terug is. Het maakt niet uit of je een jongen of een meisje bent.”Ook op dit punt is de verklaring van aangeefster dus onnavolgbaar.
op haar kont te slaan”. Nog los van dat door de wijze van totstandkoming van dit antwoord vraagtekens gezet kunnen worden bij de betrouwbaarheid ervan, dekt het bij verre na de lading van de tenlastelegging niet. Een en ander strookt opnieuw niet met hetgeen aangeefster op dit vlak bij de politie heeft verklaard.
Bewijsdrempel
Steunbewijs
de auditu, en daarmee (gelet op voornoemde jurisprudentie) onbruikbaar als steunbewijs.
niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als een bevestiging van de verklaring van de aangever.”
de emotie” blijkt "
die de aangeefster had tijdens de gesprekken met betrekking tot het grensoverschrijdend gedrag van de verdachten.”De rechtbank heeft hiermee de spijker op zijn kop geslagen, maar de plank mis: uit de verklaringen blijkt inderdaad de emotie die aangeefster had tijdens de gesprekken met de vertrouwenspersoon en de teamleider, maar de rechtbank gaat hier voorbij aan het feit dat beide getuigen expliciet, nota bene in nadrukkelijke oorzaak-gevolg-redeneringen, (ook) andere oorzaken daaraan ten grondslag leggen. Beide heren noemen immers als (alternatieve) oorzaken het feit dat haar ouders op de hoogte gesteld moesten worden en (al dan niet daarmee samenhangend) het feit dat er een weinig verhullende foto van haar rondging. De emoties van aangeefster kunnen (en zijn) dus ook in dat licht te interpreteren. Gelet hierop is op zijn minst niet zonder meer te concluderen dat de waargenomen toestand van aangeefster is veroorzaakt door ontuchtige handelingen. Of met andere woorden: de waarnemingen zijn onvoldoende overtuigend en onderscheidend om buiten gerede twijfel te kunnen vaststellen dat deze het gevolg moeten zijn geweest van de ten laste gelegde gedragingen en dus om van voldoende steunbewijs te kunnen spreken.
in de week na de kerstvakantie". Die kerstvakantie was van 17 december 2021 tot en met 9 januari 2022. Hoewel aangeefster niet heeft verklaard op welke dag de gestelde gedragingen precies voor het laatst zouden hebben plaatsgevonden, is gelet op voorgaande wel duidelijk dat dit volgens haar op zijn allerlaatst – en dan neem ik het ruim – op vrijdag 15 januari 2022 moet zijn geweest (de laatste dag van de week na de kerstvakantie). Het gesprek met voornoemde getuigen vond plaats op maandag 17 januari 2022. Aan het vereiste dat verklaringen omtrent emoties slechts als steunbewijs kunnen dienen als het slachtoffer (heel) kort daarvóór iets is aangedaan, wordt hierdoor niet voldaan; het gaat immers niet eens om een tijdsverloop van uren (hetgeen volgens de jurisprudentie al te veel is), maar op zijn minst om dagen. Ook hierom loopt het spaak en kunnen de verklaringen van deze getuigen niet als steunbewijs worden gebruikt.
Schakelbewijs
"dat ze was lastiggevallen en ook was aangeraakt door de jongens."Over welke jongens het gaat, benoemt zij niet specifiek. Op een vervolgvraag van de politie waar ze dan was aangeraakt, vertelde ze dat ze was aangeraakt bij haar borsten en ook bij haar kont en dat de jongens haar naar de wc wilden duwen, "
dan was het veel erger geweest".
geenverklaring contra cliënt af te willen geven. Bovendien vond het telefoongesprek met [medeslachtoffer ] pas plaats twee weken na het gesprek met de schoolleiding, terwijl zij in de tussentijd in ieder geval met [slachtoffer] gesproken heeft en, zo valt in redelijkheid wel aan te nemen, naar alle waarschijnlijkheid ook met andere klas- /schoolgenoten over het vermeende incident zal hebben gepraat. De verklaring is voorts niet door de getuige nagelezen en/of ondertekend en evenmin, en daarmee in strijd met de Aanwijzing zeden (2016A004), opgenomen op beeld en/of geluid. Dit laatste maakt dat het (ook) voor de verdediging oncontroleerbaar is op welke wijze de verklaring precies tot stand is gekomen (zijn er sturende vragen gesteld?) en of hetgeen geverbaliseerd is de juiste weergave behelst van hetgeen de getuige heeft gezegd en/of heeft willen zeggen. Dat laatste niet alleen qua inhoud, maar ook qua toon. Ik merk hierbij, wellicht ten overvloede, nog op dat het niet voor niets is dat dergelijke (getuigen)verhoren, ondanks dat ook deze processen-verbaal altijd door de verbalisant(en) op ambtseed/belofte worden opgemaakt, in de regel op audio en/of beeld worden opgenomen. Volgens de verdediging moet gelet op al deze gebreken op zijn minst worden geconcludeerd dat niet buiten redelijke twijfel is dat de telefonisch afgelegde en samengevatte verklaring waarheidsgetrouw is, althans dat deze is beïnvloed.
Conclusie
Procesverloop in verband met de getuigenverzoeken
‘ii) Subsidiair: voorwaardelijke verzoeken
Bespreking van het eerste middel
eerstedeelklacht houdt in dat het hof het verweer dat de verklaringen van aangeefster dusdanig onbetrouwbaar zijn dat zij niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt ten onrechte althans ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen. In de toelichting wordt erop gewezen dat door de verdediging concreet onderbouwd is aangevoerd, met foto- en videomateriaal, dat de door aangeefster genoemde pleegplaats (in de gang, in de buurt van de wc) nagenoeg onmogelijk is, daar deze plek zich vol in het zicht van de trap bevindt en van de personen in een naastgelegen lokaal. Dat zou ook gelden voor het pleegmoment, nu de leraar Duits heeft verklaard dat er nooit twee leerlingen tegelijk naar het toilet gaan. Daarbij zou de enige getuige aan wie aangeefster haar verhaal heeft verteld, hebben verklaard dat (aangeefster haar heeft verteld dat) de jongens haar niet hadden aangeraakt. De steller van het middel voert aan dat het hof in feite in het geheel niet is ingegaan op de door de verdediging concreet aangevoerde bezwaren.
tweededeelklacht houdt in dat het hof de voorwaardelijke verzoeken tot het horen als getuigen van aangeefster en [getuige 1] op ontoereikende gronden heeft afgewezen, nu de gestelde voorwaarde was vervuld, althans dat het oordeel van het hof dat het verzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen getuigt van een onjuiste rechtsopvatting althans onbegrijpelijk is. Uit de toelichting en het procesverloop begrijp ik dat de steller van het middel niet doelt op [getuige 1] , maar op getuige [betrokkene 2] .