6.2Het hof heeft in het bestreden arrest – voor zover van belang – het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van de handel in hennep. Daarnaast heeft de verdediging zich aangesloten bij het verzoek tot het horen van [getuige 1] .
De beoordeling door het hof
Voor wat betreft de handel in hennep zal de rechtbank eerst nader ingaan op de daarbij te hanteren periode.In zijn arrest heeft het hof de handel in hennep in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2012 tot en met 14 oktober 2014 bewezen verklaard.
Naar het oordeel van het hof bestaan er echter voldoende aanwijzingen dat veroordeelde zich ook voorafgaand aan deze periode heeft schuldig gemaakt aan de handel in hennep.
Hiertoe heeft zij onder meer in haar vonnis overwogen:
“(...) De vennoten van VOF [A] (verder: [regio] ), [c-straat 1] in [plaats] , Groothandel in tuinders-benodigdheden en ijzer en metaalwaren, zijn [betrokkene 1] (sinds 02-08-2004), [betrokkene 3] (sinds 2-8-2004) en [betrokkene 2] (sinds 01-01-2010).Verdachten [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben - ieder in hun eigen strafzaak - verklaard dat zij gezamenlijk de leiding hadden en gelijkwaardige partners waren.
In een OVC-gesprek van 16 augustus 2013 zegt [betrokkene 2] tegen een NN-man dat hij in 1 heroïne en “wit” (rechtbank: cocaïne) gehandeld heeft en hij daarna samen met een vriend, die nog steeds compagnon is, met wiet is begonnen en dit hier (rechtbank: [regio] ) hebben geopend. [betrokkene 2] plaatst de start van de wiethandel 14, 15 jaar geleden, in de tijd dat zijn kind werd geboren. Zijn kind is geboren op [geboortedatum] 1999. [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zijn op 9 december 2003 in de woonkamer van een woning aan [d-straat 1] in [plaats] in verband met een hennepkwekerij aangetroffen en aangehouden. Uit het bovenstaande en hetgeen hierna ten aanzien van de witwasfeiten nog zal worden overwogen over de duur van de betrokkenheid van [betrokkene 2] bij [regio] , maakt de rechtbank op dat [betrokkene 2] vanaf in ieder geval 2006 dan wel begin 2007 actief in de hennep/wiet heeft gezeten en niet pas vanaf 1 januari 2010.
Tijdens de doorzoeking in het pand van [regio] aan de [c-straat 1] in [plaats] op 14 oktober 2014 zijn, naast growshop-artikelen, onder meer aangetroffen: € 50.691 aan contant geld, twee geldtelmachines, 16.160 gram hennep, 82 hennepstekken en twee cannacutters waarvan één met resten van hennep. (...)
Ten aanzien van de in-, verkoop en het afleveren van hennep
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij hoorde en zag dat er in de [B] ook andere dingen gebeurden, dat wil zeggen de in- en verkoop van weed. [betrokkene 3] heeft bij de politie verklaard dat hij wel eens wat heeft verdiend met de handel waar klanten mee terugkwamen. Daarbij ging het om enkele kilo’s; de ene keer één kilo en de andere keer drie of vier kilo.
[betrokkene 7] heeft verklaard dat hij medio 2010 bij [regio] is begonnen. Hij heeft gezien dat er veel hennepstekken en weed werden verkocht. In de periode dat hij daar werkte, heeft hij vaak gezien dat [betrokkene 2] geld heeft ontvangen van mensen en dat zij weggingen met strijkzakken gevuld met weed of dat mensen hennep leverden en dat [betrokkene 2] hen betaalde.
[betrokkene 8] heeft op 6 augustus 2015 verklaard dat hij vier, vijf jaar geleden bij [regio] is begonnen. Hij heeft gezien dat [betrokkene 2] geld betaalde aan een Vietnamese vrouw voor hennep die zij geleverd heeft. De rol van [betrokkene 2] binnen de organisatie was de in- en verkoop van hennep. Twee dagen voor de inval lag er een partij van 600 kilo hennep in [regio] . In een OVC-gesprek zegt [getuige 3] tegen [betrokkene 1] dat een jongen 3 kilo 240 (rechtbank: hennep) pakte en dat hij vrijdag komt betalen. [betrokkene 1] zegt. “Oké”. [betrokkene 1] praat met [getuige 3] over een prijs van 4.000 (rechtbank: euro per kilo hennep) en 17 kilo (rechtbank: hennep).
[betrokkene 2] is in gesprek met een NN-man. Hij vertelt dat hij 17 kilo (rechtbank: hennep) kwijt is en hij 114 kilo nat heeft gekocht (rechtbank: natte hennep die nog moet worden gedroogd). [betrokkene 2] heeft overal grote klanten, klanten die echte aantallen pakken: 15, 20, 30, 40 soms 50, 60 (rechtbank: kilo hennep). [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [getuige 3] praten over kilo’s (rechtbank: hennep). [betrokkene 2] vraagt voor hoeveel [getuige 3] “die” (rechtbank: hennep) heeft verkocht. [betrokkene 3] vraagt aan [getuige 3] hoeveel kilo hij heeft gegeven. [getuige 3] : Het was 16.600 (rechtbank: gram) en nog wat. [betrokkene 9] heeft twee meegenomen, dat is dan 18, 12 stuks aan dinges gegeven/verkocht, aan [betrokkene 10] 18, dat is dan 30. [betrokkene 3] vraagt of die 30.000 zou brengen (rechtbank: euro) en zegt dat hij 16 kilo heeft gekocht. [betrokkene 2] is in gesprek met [betrokkene 6] (rechtbank: [betrokkene 6] ). Op de achtergrond is de geldtelmachine te horen en het geluid van het tot stapeltjes maken van papier en het spannen van elastiekjes. [betrokkene 2] zegt dat hij volgende week zeker 150, 200 (rechtbank: kilo hennep) heeft liggen. [betrokkene 2] zegt tegen een NN-man dat hij normaal 60 à 70 kilo (rechtbank: hennep) binnenkrijgt, maar dat hij deze week al 100 heeft en volgende week minimaal 150 kg binnenkrijgt. [betrokkene 2] zegt tegen [betrokkene 11] : “Gisteren had ik nog bijna 90 kilo en nu zijn er nog 34 over”.
Ook in de OVC-gesprekken van 12-08-13 10:10, 13-08-13 17:25, 14-08-13 11:16, 11-09-13 17:21, 12-09-13 17:31, 25-09-13 12:53, 12-11-13 13:24, 26-11-13 09:22, 14-01-14 09:23, 16-08-13 10:44, 30-08-13 10:42, 05-09-13 14:27, 13-09-13 12:53, 27-09-13 13:49, 01-10 13 12:06, 25-10-13 10:37, 31-10-13 14:52, 14-11-13 17:05, 05-12-13 11:03, 18-12-13 12:14 spreken [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [getuige 3] en/of anderen over de inkoop en de verkoop van hennep. Hierbij worden hoeveelheden van 2 kilo tot 57 kilo hennep per transactie/dag genoemd. Er worden prijzen per kilo hennep genoemd die variëren tussen de € 2.190,- en € 4.600,- per kilo.
Gezien aard en inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen – inclusief de aangehaalde verklaringen van [betrokkene 3] , [betrokkene 1] en [getuige 3] tijdens het door de rechter-commissaris gedelegeerde verhoor bij de politie – is het volstrekt onaannemelijk dat de verdachten in [regio] slechts bemiddelden tussen verkopers en kopers van hennep en een daarvoor ingerichte ruimte ter beschikking stelden. Zij teelden hennep en verkochten deze hennep en handelden ook in de hennep die anderen hadden geproduceerd. (...)
Conclusie(…)
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [regio] niet alleen een - destijds nog - legale growshop was, maar dat er door de verdachten [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 1] en [getuige 3] samen met elkaar en/of samen met anderen gehandeld werd in duizenden hennepstekken en honderden kilo’s hennep. (...)
Uit de bewijsmiddelen, de OVC-gesprekken en de getuigenverklaringen van [betrokkene 8] , [betrokkene 7] en [betrokkene 12] volgt dat de handel in hennepstekken en hennepjaren voor 1 januari 2012 is begonnen. Deze periode valt buiten de onder 3 ten laste gelegde periode maar is van belang voor de onder 1 ten laste gelegde criminele organisatie en het witwassen”.
De rechtbank verwijst hierbij naar wat zij in het vonnis inzake de bemiddeling door de veroordeelden heeft opgenomen.
Voor wat betreft de overige periode heeft de rechtbank eerder in haar vonnis het volgende overwogen:
“(...) De Vennootschap onder Firma [A] is op 2 augustus 2004 opgericht. De vennoten van [A] vanaf 2 augustus 2004 zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 3] . Vanaf 2005 zijn in de belastingaangiftes van [betrokkene 3] geen andere inkomsten dan uit de onderneming [regio] – in 2005 zijnde een bedrag van € 11.208,- en in 2006 een bedrag van € 24.498,- – vermeld. Voor [betrokkene 1] geldt met uitzondering van het jaar 2005 – met een loon van € 10.838,- – hetzelfde. Het aandeel van [betrokkene 1] in de winst van [A] is in 2005 € 11.208,- en in 2006 € 30.748,- geweest. [betrokkene 2] is vanaf 1 januari 2010 als vennoot toegetreden. De rechtbank acht echter bewezen dat ook [betrokkene 2] al veel eerder deel uitmaakte van [A] en overweegt hiertoe het volgende.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij voordat hij bij [A] is gekomen als koelmonteur heeft gewerkt. In de belastingaangifte van [betrokkene 2] van het jaar 2005 zijn inkomsten uit loon –passend bij de verklaring van [betrokkene 2] – ter hoogte van € 18.942,- afkomstig van [C] . en [D] BV vermeld. In de belastingaangifte van 2006 wordt, naast inkomen uit loon van [C] . (€ 10.084,-) als inkomstenbron de winst uit de onderneming [A] genoemd (€ 65.662,-). Hierbij worden ook de aandelen van [betrokkene 1] en [betrokkene 3] genoemd. Tot slot is een onttrekking uit de onderneming ter hoogte van € 7.255,- vermeld. In 2007 wordt niet langer een inkomen uit loon genoemd, maar enkel de bron “winst uit onderneming”. Het aandeel van [betrokkene 2] in de winst van [A] bedraagt, aldus zijn eigen belastingaangifte, € 35.096,- van € 106.288,- . Als privé onttrekking wordt een bedrag van € 29.750,- genoemd. Voor 2008 geldt een fiscale jaarwinst van € 172.348, -, een aandeel van [betrokkene 2] van € 55.116,- en een privé onttrekking van € 47.250,-. In 2009 wordt een aandeel van [betrokkene 2] van € 76,933,- van de totale winst € 234.799,- in de belastingaangifte genoteerd. De onttrekking bedraagt € 53.000,-. In zowel 2008 als 2009 zijn opnieuw geen inkomsten uit loon vermeld.
Uit dit voorgaande volgt dat [betrokkene 2] al vanaf 2007 niet langer een inkomen als koelmonteur ontvangt, maar wel een derde van de winst van de onderneming [A] in zijn belastingaangifte laat noteren. Verder is al vanaf 2006 – bij [betrokkene 3] en [betrokkene 1] worden reeds in 2005 onttrekkingen van € 7.400,- en € 7.673,- vermeld – sprake van privé onttrekkingen uit de onderneming [A] .
De eerdere betrokkenheid van [betrokkene 2] volgt ook uit de verklaringen van [betrokkene 12] . [betrokkene 12] heeft verklaard dat hij vanaf begin 2007 ‘hokken’ bij ging houden, van ‘begin tot het eind’. Hij werkte voor [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . [betrokkene 12] heeft verklaard dat hij dit vier jaar heeft gedaan. Zijn eerste hok is in [plaats] geweest. Daar is hij begonnen met knippen en schoonmaken. Hij is pas later ook water gaan geven, want “dat laten ze je niet zo maar doen”. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waren verantwoordelijk voor de kwekerij. Over [betrokkene 3] hierbij verklaart [betrokkene 12] : “het was wel bij elkaar maar hij deed zeg maar zijn eigen ding”. (...)
Door [betrokkene 12] is verder een overzicht gemaakt van de ruimtes die ze hebben gehad. Het gaat om de periodes dat hij voor/bij [regio] heeft gewerkt. Ze zijn in 2006-2007 begonnen met [plaats] , aldus [betrokkene 12] . Over hoe ze in [plaats] kwamen, verklaart [betrokkene 12] dat [betrokkene 2] dat allemaal regelde. [plaats] draaide samen, gelijktijdig, met [plaats] . De kwekerijen besonden allebei uit ongeveer duizend planten. [betrokkene 12] verklaart hierover dat het hierna – na “twee hokjes van duizend planten (de rechtbank begrijpt: [plaats] en [plaats] ) – steeds groter en meer werd. Over het vervolg verklaart [betrokkene 12] dat, na [plaats] , de ruimte in [plaats] kwam. Dat was “een beetje samen met [plaats] ”. [plaats] was in de periode 2007-2009. [plaats] draaide drie jaar, naar schatting van 2008 tot 2011. Verder heeft [betrokkene 12] verklaard dat ook [plaats] – een kwekerij met 2200 planten – in de periode 2007-2009 heeft gedraaid. De kwekerij in [plaats] is daarna gevolgd. (…)
[betrokkene 12] heeft ook over de handel in hennep en hennepstekken in zijn periode (vier jaar vanaf begin 2007) bij [regio] verklaard. [betrokkene 12] verklaart hierover dat er bijvoorbeeld Vietnamezen naar hem toe kwamen met handel, met wiet. Het ging om 4, 10 dan wel 20 kilo, maar soms ook om heel veel, verklaart [betrokkene 12] . [betrokkene 12] gaf het door en [regio] betaalde de Vietnamezen. Vervolgens werd de handel weer verkocht. “Ze kwamen uit her en der”, aldus [betrokkene 12] . (...).”
Naast deze verklaringen van [betrokkene 12] , zijn er ook OVC-gesprekken waaruit naar het oordeel van de rechtbank is af te leiden dat zowel [betrokkene 3] , [betrokkene 1] als [betrokkene 2] al langere tijd ‘in de wiet’ dan wel ‘in de hokken’ zit:
OVC-gesprek d.d. 16 augustus 2013:
“In het vertelt [betrokkene 2] :
(…) En toen heb ik twee keer straf gekregen en ik heb dus twee keer straf uitgezeten vanwege die shit.. vanwege heroïne. Toen ik eruit kwam heb ik weer wat gedaan op kleine schaal (…) enkel ‘wit’ [opm. tolk: in het Turks wordt in de volksmond met ‘beyaz’ (wit) cocaïne bedoeld] hebben we gedaan. We hebben wat geld opzij gezet samen met de vriend. We zijn nog steeds compagnons trouwens. We zijn toen ook daarmee gestopt en zijn met de wiet begonnen. Vervolgens hebben wij dit hier geopend...godzijdank! Nog voordat wij dit hier hadden geopend is mijn kind geboren... 14 à 15 jaar geleden is dus mijn kind geboren (…)”.
De rechtbank overweegt dat zij hieruit - in samenhang met het Uittreksel van de Kamer van Koophandel - afleidt dat [betrokkene 2] onder meer spreekt over zijn medevennoot (en compagnon) [betrokkene 1] met wie hij in de wiet zit. (...).”
Tussenconclusie
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder ook de datum van de oprichting van [regio] (2 augustus 2004), het OVC-gesprek d.d. 16 augustus 2013 (“begonnen met de wiet en daarna dit hier geopend”) en tot slot de omstandigheid dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ook op 9 december 2003 in een kwekerij zijn aangetroffen, bestaan er naar het oordeel van het hof voldoende aanwijzingen dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zich vanaf 2004 schuldig hebben gemaakt aan de hennephandel. De opbrengsten hiervan zijn te beschouwen als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldt uiteraard ook voor de opbrengsten uit de bewezenverklaarde periode.
Conclusie met betrekking tot de handel
Zoals genoemd zijn een periode van tien jaar, een hoeveelheid van 65 kilo per week en een winstmarge van € 200,- per kilo aannemelijk geacht.
Jaarlijks betreft het 52 weken x 65 kilo hennep = 3.380 kilo hennep en daarmee totaal in tien jaar 33.800 kilo hennep. Gelet op de aanloopperiode wordt het totaal aantal kilo’s in de Financiële Rapportage gehalveerd naar een omvang van 16.900 kilo hennep. In de berekening wordt vervolgens rekening gehouden met het aantal kilo’s hennep dat uit eigen kwekerijen komt. Dit is volgens het overzicht met alle kwekerijen en het voordeel conform de Financiële Rapportage een hoeveelheid van totaal 8.536 kilogram (van in totaal 16.900 kilogram, p. 61 Financiële Rapportage). De rechtbank heeft echter niet met betrekking tot alle kwekerijen de berekening in deze rapportage gevolgd. Zij zal echter niettemin in het voordeel van veroordeelden schatten dat de hoeveelheid hennep uit eigen kwekerijen de helft van in totaal 16.900 kilo bedraagt. Zij zal 8.450 kilo op het totale aantal in mindering brengen, wat maakt dat een hoeveelheid van 8.450 kilo resteert.
Gelet op al dit voorgaande betekent dit dat naar het oordeel van de rechtbank dat een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.690.000, - (8.450 kilo x € 200, -) voor de duur van tien jaar (520 weken en € 3.250,- per week) aannemelijk is geworden. Voor wat betreft de verdeling overweegt de rechtbank echter dat dit niet zonder meer pondspondsgewijs over de drie bestuurders kan worden verdeeld.
Nu het gaat om de hennephandel vanuit [regio] en de veroordeelde [betrokkene 3] voor de periode tot 1 maart 2012 van de deelname aan de criminele organisatie [regio] is vrijgesproken, zal zij bij [betrokkene 3] een aanzienlijk kortere periode tot uitgangspunt nemen. Dit levert tot 14 oktober 2014 een periode van twee jaar en tweeëndertig weken (136 weken) op. Het gaat daarmee om een totaal voordeel in deze periode van € 442.000,- (136 weken x € 3.250,- per week), zijnde een bedrag van € 147.333,33 per veroordeelde.
Voor wat betreft de overige periode, zijnde 384 weken (520 weken - 136 weken), resteert een voordeel van totaal € 1.248.000,- (384 weken x € 3.250 per week). Dit bedrag dient vervolgens over enkel [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , de overige bestuurders van [regio] , te worden verdeeld. Het gaat dan om een bedrag van € 624.000,- per veroordeelde. Gelet op al dit voorgaande acht de rechtbank aannemelijk geworden dat het volgende wederrechtelijk verkregen voordeel uit de handel is genoten:
[betrokkene 2] en [betrokkene 1] : elk € 771.333,33 (€ 624.000,- + € 147.333,33);
[betrokkene 3] : € 147.333,33.”