ECLI:NL:RBDHA:2025:7744
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2025, met zaaknummers NL25.5541 en NL25.5542, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend na illegale binnenkomst in de EU via Griekenland en later Kroatië. De voorzieningenrechter behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is volgens de Dublinverordening. Eiser betwist deze verantwoordelijkheid en stelt dat Griekenland verantwoordelijk is, en dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest door het gebruik van een standaardvoornemen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet te respecteren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht Kroatië als verantwoordelijke lidstaat heeft aangemerkt en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.