Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2021 in de zaken tussen
[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,
De Staatssecretaris van Financiën, verweerder,
Procesverloop
.Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
7 november 2018 bekend is gemaakt, zodat de termijn voor het indienen van beroep op
8 november 2018 is aangevangen. Eiser heeft op 5 mei 2019, dus ruimschoots na het eindigen van de beroepstermijn, beroep ingesteld tegen het bestreden besluit 1, zodat sprake is van een termijnoverschrijding.
de re-integratie, het ziekteverlof en eventuele procedures die eiser ten aanzien van deze onderwerpen heeft gevoerd.
28 augustus 2018 en zijn zienswijze van 1 november 2018 als herhaald en ingelast te beschouwen zonder daarbij aan te geven in welk opzicht, in zijn visie, de reactie van verweerder in het bestreden besluit daarop ontoereikend was. Dit acht de rechtbank onvoldoende om als een beroepsgrond te kwalificeren. De rechtbank beperkt zich tot de in de beroepschriften toegelichte gronden die tegen het bestreden besluit 2 zijn gericht.
24 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2276).
Nu eiser verder geen verklaringen van (een) deskundige(n) heeft overgelegd waaruit blijkt dat aan zijn toerekenbaarheid moet worden getwijfeld en daarnaar nader onderzoek wordt of moet worden verricht, is de rechtbank van oordeel dat aan eiser het verweten plichtsverzuim kan worden toegerekend.
Beslissing
- het beroep gericht tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- het beroep gericht tegen het bestreden besluit 2 ongegrond.