Conclusie
5 Het oorlogsmisdrijf
PrepCom"), bestaande uit afgevaardigden van staten. [15] Hieraan ten grondslag lag een studie van het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) met betrekking tot alle oorlogsmisdaden. Deze studie bevatte relevante bronnen gebaseerd op uitgebreid onderzoek naar en analyse van instrumenten van het internationaal humanitair recht en de relevante jurisprudentie van internationale en nationale oorlogsmisdaadprocessen [16] . [17]
M. Schmidzaak. [19] Daarin volgde een veroordeling voor het verminken van een dode krijgsgevangene en het weigeren van een eervolle begrafenis. [20] Ook verwees het ICRC naar de
T. Chuichizaak. Daarin volgde een veroordeling mede wegens het afknippen van het haar en de baard van een krijgsgevangene en het dwingen hem een sigaret te laten roken. De krijgsgevangenen waren aanhangers van Sikh religie, die gelovigen verbiedt hun haar of baard te laten verwijderen of tabak te gebruiken. [21]
9. Overwegingen ten aanzien van feit 1
The accused intentionally committed or participated in an act or omission which would be generally considered to cause serious humiliation, degradation or otherwise be a serious attack on human dignity.” [42]
Elementen van misdrijvenvan het ICC houden rekening met de relevante aspecten van de culturele achtergrond van het slachtoffer. [44] Hierdoor vallen gedragingen die bijvoorbeeld vernederend zijn voor iemand van een bepaalde nationaliteit, cultuur of religie, terwijl ze dat niet noodzakelijkerwijs zijn voor anderen, ook onder de reikwijdte van het begrip aanranding van de persoonlijke waardigheid. [45] Het is een beoordeling per geval. [46]
Aleksovskizaak is bepaald:
hors de combatby sickness, wounds, detention or any other cause:
Article 8 (2) (c) (ii)
hors de combatby sickness, wounds, detention, or any other cause, shall in all circumstances be treated humanely, without any adverse distinction founded on race, colour, religion or faith, sex, birth or wealth, or any other similar criteria. To this end, the following acts are and shall remain prohibited at any time and in any place whatsoever with respect to the above-mentioned persons:
The Prosecutor v. Tadic. Het hof heeft daarbij uiteengezet onder welke voorwaarden het gewoonterecht individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid vestigt (het in het volgende citaat genoemde artikel 3 is het artikel in het statuut van het ICTY dat zijn rechtsmacht bepaalde):
The Prosecutor v. Furundžijaals volgt:
raison d’êtreof international humanitarian law and human rights law; indeed in modern times it has become of such paramount importance as to permeate the whole body of international law. This principle is intended to shield human beings from outrages upon their personal dignity, whether such outrages are carried out by unlawfully attacking the body or by humiliating and debasing the honour, the self-respect or the mental well being of a person. (…)” [70]
The Prosecutor v. Aleksovskiis dit als volgt samengevat:
waardeen met gelijk
waardigheid,zoals ook expliciet genoemd in art. 1 van de Universele verklaring. Naar het mij voorkomt kan dit niet worden los gezien van de autonomie die een mens toekomt om naar de eigen normen en opvattingen te handelen. Het spiegelbeeld daarvan, de complete machtsuitoefening over en de onderwerping van de ander, is dan een duidelijke inbreuk op de persoonlijke waardigheid.
Leitmotivvan de Conventies, dat het begrip ‘aanranding van de persoonlijke waardigheid’ mede invult. Persoonlijke waardigheid zou daarom mede in samenhang moeten worden bezien met art. 27 van de Vierde Conventie:
ernstigeaanranding van de menselijke waardigheid heeft veroorzaakt.” (cursivering toegevoegd; MvW). Het hof stelt hiermee dat van een ‘aanranding van de persoonlijke waardigheid pas sprake is als deze aanranding ‘ernstig’ is. Dit lijkt een hogere drempel voor strafbaarheid op te werpen dan de wet voorschrijft. Hoewel ik begrijp dat dit een wat ongelukkige vertaling is van het citaat van het ICTY dat voorafgaand aan deze passage is geplaatst, zou ik hier toch willen nagaan wat de bewoordingen van wetten en verdragen zeggen over de mate van inbreuk op de persoonlijke waardigheid die is vereist om van een ‘aanranding’ te kunnen spreken.
onmenselijke, barbaarse daad” (cursivering toegevoegd; MvW) en een aanslag wordt snel in verbinding gebracht met geweldsdelicten die zware schade toebrengen. Over ‘aanranden’ zegt Van Dale: “met misdadige bedoelingen te lijf gaan, aantasten, overvallen”. In het Engels wordt een ‘outrage’ omschreven als ‘shocking, morally unacceptable and usually violent action’. [86]
schwerwiegenderWeise entwürdigend oder erniedrigend” behandelen. (cursivering toegevoegd; MvW). In Zweden is volgens art. 4 lid 7 van de Lagen om straff för folkmord, brott mot mänskligheten och krigsförbrytelserhet strafbaar degene die “subjects a protected person to humiliating or degrading treatment which is considered to
seriouslyviolate their personal dignity if the act is part of or otherwise connected with an armed conflict or occupation” (cursivering toegevoegd: MvW). [87] Mogelijk hangt dit samen met het hiervoor genoemde onderdeel van de Elements of Crime, inhoudend dat de vernederende, onterende of andere schending voldoende zwaarwegend moet zijn (“severity (…) of such degree”) om als een aanranding van de persoonlijke waardigheid te kunnen gelden. Opvallend is dat in beide gevallen niet de aanranding van de persoonlijke waardigheid centraal wordt gesteld, maar de onterende en vernederende behandeling die in gemeenschappelijk art. 3 wordt genoemd als een (belangrijke) verschijningsvorm van die aanranding. Voor de beide delictsomschrijvingen geldt dat de onterende en vernederend behandeling ‘ernstig’ moet zijn. Dit komt overeen met de “ernstige vernedering” waarover het hof spreekt in het bestreden arrest, maar zegt niet dat ook de aantasting ernstig moet zijn.
The Prosecutor v. Furundžija [89] hierboven opgenomen onder 3.17, als eerste van een reeks arresten van internationale tribunalen over ‘outrages upon personal dignity’. In de daar gegeven invulling aan de strafbaarstelling van aanranding van de persoonlijke waardigheid kan ook betekenis toekomen aan lichamelijke en geestelijke schade bij het slachtoffer: “unlawfully attacking the body or by humiliating and debasing the honour, the self-respect or the mental well being of a person”. Daarbij zij aangetekend dat de tenlastelegging inhield dat de persoonlijke waardigheid van het slachtoffer was aangerand, onder andere door verkrachting (rov. 38; een voorbeeld van de hiervoor onder 3.21 genoemde samenloop van de ‘outrages’ met een norm die (inmiddels) ook zelfstandig strafbaar is gesteld).
The Prosecutor v. Aleksovskioordeelde de Trial Chamber van het ICTY dat bij de beoordeling van de vraag of een gedraging kan worden aangemerkt als een ‘outrage upon personal dignity’ niet zozeer schade centraal staat, als wel het voortdurende lijden van het slachtoffer. Omdat lijden grotendeels subjectief is, werd ook een (corrigerend) objectief criterium geformuleerd, namelijk of de gemiddelde mens ‘outraged’ zou zijn bij kennisneming van het feit. Dit laatste sluit aan bij het hiervoor onder 3.19 genoemde algemene menselijke gevoelens als maatstaf voor de schending van de menselijke waardigheid. De Trial Chamber overwoog in dat verband onder meer het volgende (met weglating van voetnoten):
The Prosecutor v. Musema [91] is interessant omdat de Trial Chamber van het ICTR ingaat op de termen ‘humiliating and degrading treatment’. Het hof verbindt dit met het zelfrespect van het slachtoffer, hetgeen impliceert dat het slachtoffer zich ervan bewust moet zijn. Daarbij merk ik op dat Musema werd verdacht van het aanvallen, doden en verkrachten van vluchtelingen.
The Prosecutor v. Kunaracgaat de Trial Chamber van het ICTY in op deze overwegingen uit de
Aleksovski-zaak en komt tot een ander oordeel wat betreft het vereiste dat sprake moet zijn van “lasting suffering”. Bovendien stelt het duidelijk dat náást het veroorzaken van lijden ook het veroorzaken van vernedering een ‘outrage’ kan zijn, waar in
Aleksovskinog werd geoordeeld dat ook de vernedering lijden tot gevolg diende te hebben. Verder wordt de toets van de verontwaardiging van de ‘redelijke mens’ losgelaten. In plaats daarvan wordt het criterium of betreffende handelen in het algemeen zou worden beschouwd als iets dat vernedering of ontering zou
veroorzaken, dan wel een ernstige aanval op de menselijke waardigheid zou
zijn. De toets wordt meer abstract. In dat verband overweegt de Trial Chamber (onder meer) (met weglating van voetnoten) :
The Prosecutor v. Al Hassanvan 26 juni 2024. [93] Het ICC overweegt over de ‘outrages upon personal dignity’ als bedoeld in art. 8 lid 2 (c) (ii), onder verwijzing naar de Elements of Crime, als volgt (met weglating van noten):
Beoordeling door het hof
eerste deelklachthoudt zoals gezegd in dat het oordeel van het hof dat de vastgestelde gedragingen (slechts) respectloos zijn, maar geen ‘aanranding van de persoonlijke waardigheid’ als bedoeld in art. 6 lid 1 onder c WIM opleveren, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans dat het hof dat oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd in het licht van hetgeen de advocaat-generaal daarover naar voren heeft gebracht. In het bijzonder zou het hof geen aandacht hebben besteed aan de persoon of de culturele achtergrond van de slachtoffers en de (subjectieve) criteria volledige buiten beschouwing hebben gelaten. Ten slotte zou het hof onduidelijk hebben gelaten welke rol de belangen van de nabestaande zouden spelen in zijn oordeel.
tweede deelklachthoudt in dat het hof door te overwegen dat bij marteling een bijzonder oogmerk vereist is, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
10 november 2015in Syrië,
deorganisatie Ahrar
al-Sham, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten
2 Bewijsuitsluiting
: "Geen enkel bewijsmiddel biedt absolute zekerheid; bewijs is nooit een volmaakte representatie van de (voorbije) werkelijkheid en er is altijd interpretatie nodig [...]. Mensen, en dus ook rechters, zijn echter wel geneigd beelden, zoals foto's, video, simulaties, voor 'waar' aan te nemen."
dissenting opinionvan Judge Nyambe bij de zaak Tolimir van het Joegoeslavië-tribunaal, die in tegenstelling tot de meerderheid helemaal geen vernederende behandeling zag op een video.
bij opnamen van beeld, geluid of beeld en geluid [bestaat] in het algemeen gesproken meer ruimte [...] voor interpretatie dan bij tekst."
The Chamber notes that there is no mention of date or author, neither on the video footage itself nor in the Prosecutor's Motion. Furthermore, the Chamber finds that there is no information about the source and the chain of custody. Finally, the Chamber notes that the video footage appears to be an extract and the Prosecutor has not indicated whether the full footage is available, or who extracted the parts under TAB 234.
27.Is dit het originele beeldmateriaal?
28.Wie is de uploader en wat is zijn motivatie?
30.Wanneer en waar is het materiaal gemaakt?
, zou de hoofdpersoon in de video [verdachte] kunnen zijn?
8.3 Het videomateriaal
De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker als de persoon afgebeeld in de betwiste beelden wel dezelfde is als de persoon op de aangeleverde foto's dan wanneer het iemand anders met vergelijkbare algemene gezichtskenmerken betreft.”
kijk naar deze honden die liggen op de grond. De verdachte zei daarnaast in een aan de getuige gestuurd stembericht:
kijk wat wij met de mensen deden. Hij zei daarin ook dat hij 'emir' (leider) van de beweging Liwa’ Al-Adiat was. Ook vertelde hij in de twee stemberichten vanuit Turkije via WhatsApp dat zijn broer [betrokkene 1] Naser [verdachte] de oprichter is van Ahrar al-Sham.
10.Overweging ten aanzien van feit 2
kijk wat wij met de mensen deden) is illustratief. Het hiervoor beschreven twittergedrag toont niet alleen dat de verdachte de organisatie een warm hart toedroeg, maar ook dat hij in de bewezenverklaarde periode goed op de hoogte was van de organisatie, haar leden, en de samenwerkingsverbanden.
.”
in alle delenwordt gezegd dat ze in Ziyara zijn of wordt aan die plaats gerefereerd, dan wel aan Mashik en Frikeh, die net als Ziyara op de Al-Ghab vlakte liggen. Deze klacht faalt dus bij gebrek aan feitelijke grondslag.
De verklaringen van de getuige [betrokkene 5] ’de verschillende verklaringen van de getuige [betrokkene 5] uiteengezet. Uit die weergave door het hof volgt dat het hof, anders dan de stellers van het middel kennelijke menen, onder ogen heeft gezien dat de getuige wisselend heeft verklaard over hoe hij de video onder ogen heeft gekregen.
eerste deelklachthoudt in dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte “behoorde tot” Ahrar Al-Sham. De
tweede deelklachtheeft betrekking op het bewezenverklaarde opzet. Meer in het bijzonder wordt geklaagd over het oordeel van het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat ten tijde van het tenlastegelegde, maar ook vooral in die periode jihadistische strijdgroepen systematisch en op grote schaal ernstige misdrijven pleegden, waarbij de in Syrië woonachtige bevolking werd geterroriseerd.
tweede deelklachthoudt in dat de vaststelling van het hof dat het terroristisch oogmerk van Ahrar Al-Sham een feit van algemene bekendheid is, mede in het licht van hetgeen de verdediging daarover heeft aangevoerd, onbegrijpelijk is.
kijk wat mij met de mensen deden”.Het hof heeft op basis van deze feiten en omstandigheden tot het oordeel kunnen komen dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat Ahrar al-Sham tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven. Dat oordeel is voorts toereikend gemotiveerd.