3.3.Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019volgt dat, wanneer de identiteit van de nareiziger niet met officiële identiteitsdocument is aangetoond en deze ook niet aannemelijk is gemaakt door het overleggen van substantieel bewijs, verweerder niet hoeft over te gaan tot een beoordeling of met de overgelegde documenten de gestelde familierelatie aannemelijk is gemaakt en of deze documenten aanleiding geven tot het aanbieden van aanvullend onderzoek.
Het standpunt van verweerder
4. Aan de afwijzing van de mvv-aanvragen ten behoeve van eiseres 1 en eiser legt verweerder het volgende ten grondslag. Eiseres 1 en eiser hebben hun identiteit niet aangetoond met officiële documenten, zijnde documenten die voldoen aan de vereisten als bedoeld in paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Gebleken is dat eiseres 1 en eiser wel in het bezit zijn geweest van officiële identiteitsdocumenten, namelijk een Eritrese identiteitskaart. Eiseres 1 en eiser hebben niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van deze documenten hen niet is toe te rekenen. Met de verklaring dat eiseres 1 en eiser hun Eritrese identiteitskaarten zijn kwijtgeraakt tijdens een verhuizing in 2010, is niet met overtuigende argumenten en uitgebreid onderbouwd aangegeven waarom eiseres 1 en eiser in het verleden en/of nu niet in het bezit zijn van officiële identificerende documenten. De gegeven verklaring acht verweerder niet plausibel. Eiseres 1 en eiser zijn verantwoordelijk voor het in bezit houden van originele, officiële documenten. De gevolgen van het (niet aannemelijk geachte) verlies van de Eritrese identiteitskaarten en het niet regelen van vervangende documenten, komt voor eigen rekening en risico, aldus verweerder. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van bewijsnood voor het overleggen van officiële documenten ter onderbouwing van de identiteit van eiseres 1 en eiser.
Eiseres 1 en eiser hebben hun identiteit ook niet met substantieel indicatief bewijs, dat wil zeggen op een andere manier dan met officiële identiteitsdocumenten, aangetoond of aannemelijk gemaakt, zo overweegt verweerder verder. Ten aanzien van (de kopie van) de Soedanese vluchtelingenpas van eiseres 1 overweegt verweerder dat van de gegevens op dit document niet kan worden uitgegaan omdat dit document niet afkomstig is van de autoriteiten van het land van herkomst, omdat het document onvoldoende identificerende kenmerken bevat en bovendien een afwijkende namenreeks en afwijkend geboortejaar vermeldt. Omdat niet duidelijk is welke brondocumenten zijn gehanteerd voor de vermelding van de gegevens op deze pas, gaat verweerder ervan uit dat het document is afgegeven op basis van de eigen verklaringen van eiseres 1. Aan een dergelijk document kent verweerder beperkte waarde toe. Ook samen met de andere overgelegde documenten, vormt dit document onvoldoende substantieel bewijs voor het aannemelijk achten van de identiteit van eiseres 1.
Ook is volgens verweerder de gestelde vermissing dan wel het overlijden van eiser niet aannemelijk gemaakt. Hoewel verweerder niet van eisers verwacht dat zij zich wenden tot de autoriteiten voor het doen van aangifte van vermissing van eiser, werpt verweerder eisers wel tegen dat niet is gebleken van aantoonbare inspanningen om eiser op te (laten) sporen of aan te tonen dat dit niet mogelijk is. Ook op dit punt is geen sprake van bewijsnood en dit is evenmin op een andere manier aannemelijk gemaakt, aldus verweerder.
Omdat de identiteit van eiseres 1 en eiser niet vaststaat en niet aannemelijk is gemaakt, gaat verweerder niet over tot de beoordeling of sprake is van een gezinsband met referent en wijst hij de aanvragen om die reden af.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres 1 en eiser geen officiële identiteitsdocumenten, dat wil zeggen documenten afkomstig van de autoriteiten van het land van herkomst, hebben overgelegd en zij dus niet met officiële documenten hun identiteit hebben aangetoond. Ook is niet in geschil, zoals door referent op de zitting is verduidelijkt, dat eiseres 1 en eiser dergelijke documenten in het verleden (in Eritrea) wel hebben gehad. In dat geval moeten eiseres 1 en eiser met een concrete, uitgebreide en op de persoon toegespitste verklaring aannemelijk maken dat het niet kunnen overleggen van officiële identificerende documenten niet aan hen is toe te rekenen.Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs op het standpunt dat, met de enkele verklaring dat de Eritrese identiteitskaarten van eiseres 1 en eiser zijn kwijtgeraakt tijdens een verhuizing in Soedan in 2010, van een zodanige verklaring geen sprake is. Deze verklaring heeft verweerder onvoldoende mogen achten als verklaring voor het feit dat eiseres 1 en eiser niet (meer) in het bezit zijn van officiële identificerende documenten. Verweerder heeft voldoende deugdelijk gemotiveerd dat eiseres 1 en eiser niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij voor het overleggen van officiële documenten ter onderbouwing van hun identiteit in bewijsnood verkeren.
In overeenstemming met zijn vaste gedragslijn heeft verweerder, in het kader van de vraag of de identiteit van eiseres 1 en eiser aannemelijk is gemaakt, ook de andere ingebrachte, niet-officiële documenten en afgelegde verklaringen beoordeeld. Er zijn geen documenten overgelegd die specifiek ter onderbouwing van de identiteit van eiser zijn opgesteld. Over de ter onderbouwing van de identiteit van eiseres 1 ingebrachte kopie van het Soedanese vluchtelingendocument heeft verweerder terecht en onbetwist opgemerkt dat dit document niet afkomstig is van de autoriteiten van het land van herkomst van eiseres 1 en dat niet gebleken is van een hieraan ten grondslag liggend brondocument waarop deze gegevens zijn gebaseerd. Verweerder gaat er onder die omstandigheden dan ook niet ten onrechte van uit, wat ook niet is betwist, dat de gegevens op deze vluchtelingenpas zijn gebaseerd op de eigen verklaringen van eiseres 1. Aan een indicatief document dat op basis van eigen verklaringen is opgemaakt, kent verweerder niet ten onrechte beperkte(re) waarde toe bij het vaststellen van de gestelde identiteit van de vreemdeling.Verweerder heeft verder terecht in aanmerking genomen dat de gegevens op het Soedanese vluchtelingendocument strijdig zijn met de verklaringen van eisers. Zo wijkt het geboortejaar (1970) op het document af van de opgaaf bij de aanvraag in 2017 dat eiseres 1 ongeveer 40 jaar zou zijn. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat deze omstandigheden afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van het document en de gegevens die daarop zijn vermeld.
Ook bezien in samenhang met de documenten die eisers verder nog hebben overgelegd, namelijk de kopieën van doopcertificaten, de kopieën van schoolpassen, de kopieën van gezondheidskaarten en de kopie van een schoolrapport, voor zover daarop de namen van eiseres 1 en eiser vermeld staat, stelt verweerder zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt dat deze documenten naar inhoud en omvang onvoldoende substantieel zijn om de identiteit van eiseres 1 en eiser alsnog aannemelijk te achten.
Verweerder stelt zich dan ook op goede gronden op het standpunt dat de identiteit van eiseres 1 en eiser niet vaststaat en ook niet aannemelijk is gemaakt. De beroepsgronden slagen niet.