ECLI:NL:RBDHA:2025:194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
NL24.51512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot zicht op uitzetting naar Gambia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 12 oktober 2023 was opgelegd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 30 december 2024 en heropend op 3 januari 2025, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat de duur van de inbewaringstelling aanzienlijk is, maar dat verweerder voldoende voortvarend handelt en er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onrechtmatigheid was in het voortduren van de maatregel van bewaring en dat eiser niet voldoende meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51512

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 30 december 2024 en heropend op 3 januari 2025.
De rechtbank heeft het beroep op 3 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek opnieuw gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft
getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 oktober 2023. [1] Vervolgens zijn al eerder vervolgberoepen beoordeeld. Hierbij wordt
verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 december 2023, [2]
26 januari 2024, [3] 18 maart 2024, [4] 4 juni 2024, [5] 16 augustus 2024, [6] 2 oktober 2024, [7] 12 november 2024 [8] en 29 november 2024. [9] Daarnaast heeft deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 23 april 2024 het verlengingsbesluit beoordeeld en geoordeeld dat de duur van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig is verlengd. [10] Daarom staat nu ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep, 28 november 2024, rechtmatig is.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder weliswaar meer dan de standaard handelingen verricht om uitzetting naar Gambia te realiseren maar dat na ruim veertien maanden niet langer kan worden volgehouden dat de thans verrichtte handelingen volstaan en er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn aanwezig is. Er is voor eiser op 21 september 2023 een LP [11] aangevraagd en in oktober 2024 is nader onderzoek opgestart dat vier tot zes weken zou duren. Nadien is niets meer vernomen van de Gambiaanse autoriteiten. Eiser is van mening dat de verzwaarde belangenafweging nu in zijn voordeel dient uit te vallen.
5. De rechtbank merkt op dat de duur van de inbewaringstelling aanzienlijk is en dat het LP-traject moeizaam verloopt. Ter zitting is dit ook door verweerder erkend. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt en er sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Uit de voortgangsrapportage, bijgewerkt tot en met 24 december 2024, blijkt dat verweerder eind oktober 2024 een Identificatiemissie heeft uitgezet en dat inmiddels is opgeschaald naar de hoogste autoriteit binnen het MFA [12] in Gambia, in opvolging van de GID [13] . In zes zaken heeft de opschaling geresulteerd in een nationaliteitsbevestiging, in zes zaken is de nationaliteit niet bevestigd en in zes zaken, waaronder die van eiser, is niets gecommuniceerd. In die laatste zes zaken zal door de liaisons officer [14] opnieuw worden gerappelleerd en zo nodig in het nieuwe jaar worden opgeschaald. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld dat de zaken waarin de Gambiaanse autoriteiten een reactie hebben gegeven, vergelijkbaar met de zaak van eiser zijn. Weliswaar laten de resultaten van de Identificatiemissie in de zaak van eiser nog steeds op zich wachten, maar doordat er in december 2024 zes nationaliteitsbevestigingen zijn ontvangen bestaat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Daarbij komt dat verweerder ter zitting heeft meegedeeld dat in de periode van januari tot oktober 2024 nog eens vijf LP’s zijn verstrekt, terwijl er in die periode ook tien gedwongen uitzettingen naar Gambia hebben plaatsgevonden. Ook betrekt de rechtbank de omstandigheid dat van de Gambiaanse autoriteiten niet het bericht is ontvangen dat zij voor eiser geen LP willen verstrekken. Gelet op het voorgaande, geven eisers verwijzingen naar twee andere uitspraken van deze rechtbank geen aanleiding tot een ander oordeel. [15]
6. De rechtbank plaatst bij de bovenstaande overweging de kanttekening dat verweerder ter zitting de geplande opschaling in januari 2025 niet kon concretiseren. Gelet op de lange duur van eisers inbewaringstelling en het uitblijven van enige reactie van de Gambiaanse autoriteiten op de LP-aanvraag, acht de rechtbank het van groot belang dat verweerder zo snel mogelijk en uiterlijk eind januari 2025 de geplande opschaling concretiseert en uitvoert. De door verweerder te ondernemen stappen dienen qua aard zwaarder te zijn dan de acties die verweerder in het verleden heeft ondernomen. Bij een eventueel toekomstig vervolgberoep zal de rechtbank toetsen of verweerder in de periode na 3 januari 2025 tijdig heeft opgeschaald, of verweerder ten opzichte van de voorgaande periode daadwerkelijk heeft opgeschaald (de aard van de opschaling), voor zover mogelijk het effect van de opschaling en of verweerder al het mogelijke heeft gedaan om een reactie te krijgen van de Gambiaanse autoriteiten.
7. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat uit het voortgangsrapport van december 2024 en de verslagen van de vertrekgesprekken blijkt dat eiser in het geheel niet mee werkt aan de voorbereiding van zijn terugkeer. Eiser heeft vier maal geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een voor hem geplande presentatie. Het uitblijven van een fysieke presentatie is dan ook te wijten aan de houding van eiser. Ook heeft een vertrekgesprek niet kunnen plaatsvinden op 11 december 2024, omdat eiser weigerde in gesprek te gaan met verweerder. De rechtbank benadrukt dat eiser een verplichting heeft om actief mee te werken aan alle maatregelen die nodig zijn om zijn uitzetting te realiseren. [16] Eiser heeft tot op heden niet aan die verplichting voldaan en daarmee zijn uitzetting gefrustreerd. Er zijn door eiser geen concrete aanknopingspunten aangedragen die erop wijzen dat aan hem ook geen LP zal worden verleend als hij wel voldoet aan zijn verplichting tot medewerking, waaronder het verschijnen op een presentatie bij de Gambiaanse autoriteiten valt. De weigerachtige houding van eiser wordt hem zwaar aangerekend. Onder deze omstandigheden is verweerder namelijk volledig afhankelijk van het onderzoek dat door de Gambiaanse autoriteiten wordt uitgevoerd.
8. Verder is er voorafgaand aan het verlengingsbesluit een verzwaarde belangenafweging gemaakt. Uit het voortgangsrapport, de met eiser gevoerde vertrekgesprekken, en de eerder genoemde beroepen blijkt dat eiser weigert mee te werken aan zijn terugkeer naar Gambia. Daarbij komt dat er nog altijd sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken als een lichter middel dan bewaring wordt opgelegd. Het belang van verweerder om de maatregel te laten voortduren weegt dan ook nog steeds zwaarder dan het belang van eiser om zijn LP-aanvraag in vrijheid af te wachten. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt dan ook niet.
9. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [17]
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 8 januari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

11.Laissez-passer
12.Ministry of Foreign Affairs
13.Gambia Immigration Department
14.Dit is de Europese Return Liaisons Officer (EURLO) ter plaatse
15.Uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, 22 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2498 en zittingsplaats Groningen, 30 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13926.
16.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2672.
17.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.