Uitspraak
Rechtbank noord-holland
1.Feiten
2.750.000.000
- - 180.678.000
€ 147.000 - € 147.000
€ 1.266.469(25%)
€ 10.000(na matiging)
€ 125.000.000(50% van grondslag 250 mio)
Credit limits management[bedrijf 7] would advise on the acceptable credit limits per client for a fee. However, this activity has already been performed in the past by [bedrijf 7] for a cost plus 8% charge (…).”
Functions
Parent/Subsidiary Links
Zeer onwaarschijnlijk dat vennootschap wordt verkocht
Opereert in lijn met de groepsstrategie
De aanwezigheid van sterke lange-termijn ondersteuning door het groepsmanagement.
Is redelijk succesvol.
Is een significant groepsonderdeel of is volledig geïntegreerd in de groep
Er is sprake van een nauwe band met de reputatie, naam of risico-management van de groep[bedrijf 1] en al haar deelnemingen opereren onder dezelfde naam als het concern. Bovendien wordt gebruik gemaakt van dezelfde beeldmerken. Daarnaast maakt [bedrijf 1] gebruik van alle belangrijke concernmerken en heeft het een significant aandeel in de wereldwijde omzet.
Is vanwege juridische en fiscale redenen een aparte vennootschap maar opereert meer als een divisie of profit-center
Group policy on ‘implicit support’ before 2014
2.015.333
715.740.000
3.029.440.000
- 2.443.396
In het rapport ‘ [concern] : Supply Chain [regio] Transfer Pricing Report Period ended 31 December 2012’ van september 2011 / mei 2012 wordt de rol van [bedrijf 6] en de gekozen transfer pricing methode als volgt toegelicht:
The end-markets act as fully fledged distributors and are ultimately responsible for selling cigarettes to the trade. They are responsible for the overall commercial performance of the market and for delivering financial performance for the market.
(…)
Sale of finished goods to [concern] end-markets
• Be consistent with the determination of the combined profits to be split and of the splitting factors which would have been agreed between independent parties,”
In addition, [bedrijf 6] manages the delivery of indirect procurement projects that aim to reduce the cost base of [bedrijf 3] (…). This involves agreeing framework contracts and rolling out price deals to the End Markets
(…)
The Transfer Pricing methodology outlined above was arrived at after a consideration of other approaches to transfer pricing as follows:
(…)
• Profit Split: Considered applicable as [bedrijf 6] is considered to make unique and valuable contributions to the transaction through its contribution to reductions in the product cost base, mitigation of price increases, contribution to operational efficiency, handling increased regulatory complexity and generating procurement savings.”
2 Object of the Agreement, Delegation
5. GENERAL PROVISIONS AND DELEGATION
Base Pricecalculated on the basis of an amount equal to the following costs incurred by [ [bedrijf 6] ]:
Additional Pricewill be added for applicable SKU’s, as outlined in Schedule 3, equal to the following:
Term
13.Termination
- Een beloning (royalty) voor de TMO’s voor het gebruik van de licenties ter grootte van 5% van de door [bedrijf 3] met die licenties behaalde omzet;
- Een beloning voor de vennootschap [bedrijf 41] ., die de inkoop van ruwe tabak voor de End Markets verzorgt, ter grootte van 8% van de met die inkoop gemoeide kosten en van de kostprijs van de ruwe tabak (cost-plus);
- Een beloning voor de producenten, voor de productie van de sigaretten, ter grootte van 10% van de operationele productiekosten (cost-plus);
- Een beloning voor de supply chain vennootschap [bedrijf 6] voor het coördineren en verdelen van de orders voor de End Markets, ter grootte van 12% van de kostprijs van de sigaretten (cost-plus) en een aandeel in de winst van 10% (tot 2015 7%) profit split);
- Een beloning voor de lokale (routinematige) distributiemaatschappijen, die de distributie van de rookwaren aan derden afnemers verzorgen, ter grootte van 7% van de omzet (transactional net margin method);
- Een beloning voor de dienstverlening door andere [concern] -vennootschappen, zoals [bedrijf 25] , voor diensten van het hoofdkantoor (o.a. bestaande uit de inkoop van de verpakkingsmaterialen en uit IT, juridische en financiële diensten) en zoals het Regional Product Centre te [land 17] (voor testen en analyses) ter grootte van 6% van de daarmee gemoeide kosten (cost-plus).
7.2 Design principles
Group Trading Model change for the [regio] Region
- Notice of termination of licence rights in Europe for GDB [global drive brands] and international brands for all markets excluding [land 17] , issued on 1st June 2015
- The subsequent grant of licence rights for GDB and international brands to [ [bedrijf 6] ]
- The entering of standard distribution agreements by [ [bedrijf 6] ] with End Markets across Europe
- The above will be phased as follows:
- The change of board and renaming of [ [bedrijf 6] ] to [ [bedrijf 6] ]) (See Appendix 1)
- The reduction and novation of internal and external debt in the region across a number of End Markets (these corporate financing steps will be the subject of separate delegated authority notes prepared in Q4 2015 and 2016)
Innovations and Technology Royalties”shall be construed accordingly.
Trade Mark Royalty” means a royalty of five per cent (5%) of the Net Sales Revenue:
orthe whole of the Territory is less than two per cent (2%) of the Net Sales Revenue, in which case, the Innovations and Technology Royalty will be reduced to that lesser amount in such part or (as applicable) the whole of the Territory.”
Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrationspublished by the Organisation for Economic Cooperation and Development (“OECD Guidelines”).
- the payment of trademark royalties for [concern] brands to licensors by endmarkets; and
- the payment of innovation & technology royalties for Innovation brands to [concern] Holdings by end-markets.
‘tube filter technology’, de
‘capsule technology’, en verschillende
‘blending’-processen waarmee door middel van natuurlijke ingrediënten de smaak van tabaksmengsels wordt gevarieerd. (…)
‘Innovation & Technology’royalties betaald aan
“pure trade mark owners”, maar alleen aan [bedrijf 25] als vergoeding voor toegang tot de centraal ontwikkelde innovaties. U ziet in bijlage 7 bij onze brief van 16 maart 2018 dat bij de
“Trade Mark and Technology Access Sub Licence Agreement”slechts twee partijen betrokken waren, [bedrijf 3] en [bedrijf 25] . [bedrijf 3] betaalt dus geen
“Innovation & Technology Royalties”aan anderen dan [bedrijf 25] .”
Innovations and Technology” means all patents, Know-how, rights in designs (whether registered or not), copyright (including rights in computer software) and topography rights, database rights, plant variety rights and all rights and forms of protection of a similar nature to any of the foregoing or having equivalent effect, and any applications and registrations for any of the foregoing, anywhere in the Territory, which are owned by or licensed to the Licensor for the purposes of performing the Innovations and Technology Department’s objectives, excluding the Trade Marks.
2.Geschil
factoring: of sprake is van een onzakelijke factoringvergoeding voor de dienstverlening van [bedrijf 7] (jaren 2014-2016);
garantiefees: of betaling van garantiefees aan [bedrijf 2] haar oorzaak vindt in de vennootschappelijke betrekkingen tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , of sprake is van een onzakelijke garantstelling, en of de hoogte van door [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] betaalde garantiefees at arm’s length is, meer specifiek of daarbij ten onrechte door [bedrijf 1] geen rekening is gehouden met impliciete garantie van [bedrijf 2] , waarbij ten aanzien van de correctie tevens in geschil is of voldaan is aan het bewustheidsvereiste (jaren 2014-2016);
rente [bedrijf 4]: of de door [bedrijf 1] aan [bedrijf 4] betaalde rente at arm’s length is, meer specifiek of daarbij ten onrechte door [bedrijf 1] geen rekening is gehouden met impliciete garantie van [bedrijf 2] , waarbij ten aanzien van de correctie mede in geschil is of voldaan is aan het bewustheidsvereiste (jaren 2014-2016);
[bedrijf 6]: of de tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 3] en tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 5] overeengekomen vergoedingen als zakelijk kunnen worden aangemerkt (jaren 2014-2016);
[bedrijf 5]: of de reorganisatiekosten ten laste van het resultaat kunnen worden gebracht (jaren 2014-2015);
I&T royalty’s: of terecht I&T royalty’s in rekening zijn gebracht aan [bedrijf 3] (jaren 2014-2016);
beëindiging activiteiten [bedrijf 3]: of eiseres in verband met de beëindiging van de werkzaamheden van [bedrijf 3] (met uitzondering van de hoofdkantooractiviteiten) een winst in aanmerking dient te nemen en, zo ja, naar welk bedrag (jaren 2013-2016);
novatie Bonds: of eiseres een verlies van € 357 miljoen in 2016 in aanmerking kan nemen ter zake van de overdracht van obligatieschulden aan [bedrijf 4] (jaar 2016);
rente Bonds: of een bedrag aan rente dat [bedrijf 1] verschuldigd was op één van de obligatieschulden buiten aftrek moet blijven (jaren 2013-2016);
Oude waarderingsgeschillen: of voldaan is aan de voorwaarden waaronder de discussie over de oude waarderingsgeschillen wordt hervat, en, indien dit het geval is, of er aanleiding is voor een correctie op de belastbare winst (jaar 2016);
Europees rechtbij de correctie van de verrekenprijzen;
bewijslastdient te worden omgekeerd ten aanzien van (een deel van) de correcties (jaren 2013-2016);
interne compensatieis toegestaan voor zover deze dient ter compensatie van een vermindering van een ter behoud van recht opgelegde [bedrijf 3] -correctie (alle jaren);
vergrijpboetenzijn opgelegd in verband met de correctie door verweerder van de factoring fees, profit split [bedrijf 6] en de beëindiging van de activiteiten van [bedrijf 3] (jaren 2014-2016).
3.Beoordeling van het geschil
Anders dan eiseres betoogt, zou een derde-verzekeraar voor het dekken van de risico’s geen vermogen aanhouden, maar de hoogte van de premies zo vaststellen dat de schade daaruit kan worden gedekt. Onder zakelijke omstandigheden zou [bedrijf 8] dan ook niet bereid zijn geweest een vergoeding voor vermogenskosten te betalen.
- voor het jaar 2014 tot een correctie van € 2.889.609;
- voor het jaar 2015 tot een correctie van € 2.934.000;
- voor het jaar 2016 tot een correctie van € 1.382.500.
- voor het jaar 2014 tot een correctie van € 2.819.609;
- voor het jaar 2015 tot een correctie van € 2.864.000;
- voor het jaar 2016 tot een correctie van € 1.365.000.
35.05
door [bedrijf 2]voor de schulden van [bedrijf 1] . In zoverre faalt reeds het betoog van verweerder.
“There is no magic formula for the combination of these factors that would lead to one analytical approach or another”. Feiten of omstandigheden die het voor [bedrijf 2] - door het enkele feit dat zij niet in hetzelfde land als [bedrijf 1] is gevestigd - makkelijker zouden maken om zich te distantiëren van [bedrijf 1] in het geval zij in financiële problemen zou komen, heeft eiseres tegenover de door verweerder genoemde omstandigheden die juist voor vergaande ondersteuning door [bedrijf 2] pleiten, niet doen blijken.
Ratings for subsidiaries viewed as strategic can range anywhere between stand alone and grouprating, leaning on explicit and implicit system support.” Ook in de door eiseres overgelegde publicatie van S&P van 28 oktober 2004 wordt uitgebreid ingegaan op de (afgeleide) creditrating van een dochtervennootschap in het geval sprake is van ‘support’ (zonder expliciete garantie) van de moedervennootschap of andere groepsvennootschappen. Dat de term implicit support daarin niet letterlijk wordt genoemd doet daaraan niet af. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook aannemelijk dat in de hier te beoordelen jaren waarin de garanties zijn verstrekt bij kredietbeoordelingen rekening werd gehouden met impliciete garantie indien sprake was van concernvennootschappen met een strategisch belang voor het concern, laat staan dat eiseres het tegenovergestelde heeft doen blijken. Dat het [concern] en mogelijk ook andere concerns in de praktijk (in ieder geval tot 2013) geen rekening hielden met implicit support bij het bepalen van garantievergoedingen, zoals [naam 43] en [naam 44] schriftelijk hebben verklaard, doet daaraan niet af. Dat implicit support pas op een later moment in (fiscale) procedures is betrokken, meer voor het voetlicht is gekomen en de term meer is uitgekristalliseerd zoals eiseres (onder meer onder verwijzing naar de schriftelijke verklaring van [naam 43] van 10 juli 2020) heeft gesteld, maakt niet dat daarmee in eerdere jaren geen rekening behoefde te worden gehouden bij het bepalen van de verrekenprijzen. Ook het feit dat S&P in de publicatie van 2013 pas meer helder de criteria zou hebben omschreven voor het antwoord op de vraag wanneer sprake is van een core vennootschap, maakt niet dat in eerdere jaren geheel voorbij kon worden gegaan aan het bestaan van impliciete garantie zoals eiseres heeft gedaan door bij de bepaling van de garantiefees alleen de stand-alone rating van eiseres in aanmerking te nemen en niet haar afgeleide rating.
Bij het aangaan van de FGSA tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 3] in 2012 bestond de redelijke verwachting dat de door [bedrijf 6] te realiseren kostenbesparingen en efficiencyverbeteringen een unieke en waardevolle bijdrage zouden leveren aan het bedrijfsresultaat. De unieke bijdrage van [bedrijf 6] bestaat uit analyse van complexe bedrijfseconomische vraagstukken en de optimalisatie van voorraadbeheer, logistieke processen en productieprocessen, resulterend in kostenbesparingen waaraan [bedrijf 6] zich voorafgaand aan het begin van elk jaar heeft gecommitteerd. De besparingen komen ten goede aan [bedrijf 3] doordat zij gedurende het jaar inkoopt voor prijzen die lager zijn dan zij zonder de afgesproken besparingen zouden zijn geweest. Of [bedrijf 6] de besparingen daadwerkelijk realiseert is dus niet van belang. Voor de bijdrage van [bedrijf 6] is een vergoeding overeengekomen van 7% van het gebudgetteerde resultaat, gebaseerd op het aantal medewerkers dat [bedrijf 6] en de West-Europese End Markets hebben in salarisschaal 37 en hoger.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres gelijk voor zover zij bedoelt dat het voor het antwoord op de vraag of zij in haar bewijslast is geslaagd niet allesbepalend is of de beloofde besparingen daadwerkelijk zijn verwezenlijkt. Het gaat er immers om dat zij feiten stelt en bij betwisting bewijst, waaruit volgt dat [bedrijf 6] unieke en waardevolle bijdragen heeft geleverd aan de producten die [bedrijf 3] op de markt heeft verkocht die een profit split rechtvaardigen. Aangezien deze bijdragen naar eiseres zelf stelt gericht zijn op kostenbesparingen, acht de rechtbank voor het antwoord op de vraag in hoeverre van unieke en waardevolle bijdragen sprake is weliswaar niet beslissend, maar wel degelijk relevant, in hoeverre deze besparingen zijn verwezenlijkt. De rechtbank tekent hierbij aan dat het verwezenlijken van een kostenbesparing door [bedrijf 6] waarvan [bedrijf 3] profiteert op zichzelf niet reeds tot de conclusie kan leiden dat sprake is van het leveren van een unieke en waardevolle bijdrage die een profit split met betrekking tot de winst van [bedrijf 3] rechtvaardigt. Daarvoor is immers de aard van de bijdrage bepalend.
Verweerder concludeert subsidiair tot een correctie van € 120.163.000 + € 226.526.000 = € 346.689.000, op grond van paragraaf 2.3 en 2.6 van de VSO gemaximeerd op (100% -/- 45% =) 55% daarvan = € 190.678.000, minus € 10.000.000 (het reeds aangegeven bedrag) = € 180.678.000 conform de aanslag.
- - 180.678.000
2.750.000.000-
2.750.000.000
mr. C. Maas, leden, in aanwezigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023.