2.2.De bewezenverklaring van de feiten 1 t/m 4 is door de rechtbank met gebruik van de Promis-werkwijze gemotiveerd en bevat 75 voetnoten met verwijzingen naar voornamelijk tapgesprekken en processen-verbaal met verwijzingen naar paginanummers van het dossier. Vanwege de leesbaarheid worden hierna de voetnoten uit de bewijsmotivering weggelaten. Voor zover nodig zal de inhoud van de voetnoten bij de bespreking van de middelen worden weergegeven. De bewijsoverwegingen luiden als volgt:
“2. De feiten
2.
Algemene overweging
2. De politie heeft na het beluisteren van de getapte telefoongesprekken conclusies getrokken over de betekenis en inhoud van die gesprekken en de deelnemers aan deze gesprekken. De rechtbank stelt vast dat de verdediging deze conclusies van de politie niet heeft bestreden. Voor zover de rechtbank in haar overwegingen gebruik maakt van de getapte telefoongesprekken, zal zij dan ook uitgaan van de juistheid van de conclusies van de politie en - waar nodig - deze conclusies overnemen.
Met betrekking tot de feiten 2 tot en met 5:
Feit 2. De hennepstekkenplantage op het adres [a-straat 1] in Amstenrade
Op 16 oktober 2014 werd door de politie binnengetreden in het pand aan de [a-straat 1] in Amstenrade. Om de hoek van dit pand, ligt een securitybedrijf. Het dak van dit bedrijf loopt over naar het dak van het pand aan de [a-straat 1] in Amstenrade. Het pand aan de [a-straat 1] bleek een leegstaand winkel-/bedrijfspand te zijn. In het pand werden 40 dozen aangetroffen met daarin in totaal 3.325 hennepstekken. Daarnaast werd door de politie een stekkenkwekerij aangetroffen in een ruimte die via een dossierkast kon worden bereikt. In een daar achterliggende ruimte bevond zich een hennepkwekerij met in totaal 672 moederhennepplanten die in beslag werden genomen. In de stekkenkwekerij werden 13.286 hennepstekken in beslag genomen. Door de politie werd geconstateerd dat de planten die in beslag waren genomen hennepplanten waren.
Onderzoek wees uit dat de kwekerij beveiligd werd door middel van een GSM alarmsysteem. Dit alarm en het zich daarin bevindende SIM-kaartje, voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer] , werd in beslag genomen. Op het moment dat het pand werd betreden en het alarmsysteem werd geactiveerd, werd een ingesproken tekst of een SMS-bericht verzonden naar de telefoonnummers die aan het alarm waren gekoppeld. In de periode van 1 oktober 2014 tot en met 16 oktober 2014 heeft het alarmsysteem meerdere malen contact gehad met de telefoonnummers die in gebruik waren bij [betrokkene 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
In de stekkenkwekerij werden 2 sigarettenpeuken en 4 lege drankblikjes aangetroffen die werden veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Op de sigarettenpeuken werd het DNA van [betrokkene 2] en [medeverdachte 2] aangetroffen. Op een blikje Energy drank werd het DNA van [verdachte] aangetroffen. Ook werd in de stekkenkwekerij een kartonnen doos aangetroffen met daarop het adres van [betrokkene 2] , [d-straat 1] in [plaats] .
De eigenaar van het pand, [betrokkene 7] , heeft verklaard dat hij het pand vanaf 1 september 2014 verhuurde aan [betrokkene 8] . Onderzoek wees uit dat [betrokkene 9] ingeschreven had gestaan op het adres en dat in het register van de Kamer van Koophandel op dat adres nog twee bedrijven stonden geregistreerd.
Op 13 oktober 2014, omstreeks 16.50 uur zag de politie dat een Renault Kangoo, die door [medeverdachte 1] werd bestuurd, stopte ter hoogte van het pand aan de [a-straat 1] in Amstenrade. Rechts naast dat pand werd een sectionaalpoort geopend en de Kangoo reed achteruit door de geopende poort naar binnen.
Uit de telefoongesprekken die de verdachten voorafgaand aan en na het binnenvallen van de plantage voeren, kan worden afgeleid dat:
- [medeverdachte 3] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was de leider. In die hoedanigheid gaf hij orders, regelde en organiseerde de inzet van personen en aan hem moest verantwoording worden afgelegd. Hij zorgde dat de huur die door de huurder/katvanger, [betrokkene 8] , moest worden betaald, betaald werd op de dag van de inval. [betrokkene 8] kwam na zijn verhoor bij de politie verslag uitbrengen bij [medeverdachte 3] .
- [betrokkene 1] op de hoogte was van het bestaan en betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was waarschijnlijk met anderen aan het werk in de plantage. Hij werd door [medeverdachte 3] op de hoogte gehouden van het oprollen van de plantage, regelde daarna het opruimen van de achtergebleven goederen in de plantage en beheerde kennelijk geld voor de opruimingskosten. Hij beloofde [betrokkene 8] dat de huur van het pand, € 500,- per week, tot het einde van het jaar zou worden betaald.
- [medeverdachte 1] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij vervoerde de personen die daar werkzaamheden moesten verrichten in de door hem gebruikte auto naar de [a-straat 1] in Heerlen en had een sleutel van het pand. Ook was [medeverdachte 1] betrokken bij het opruimen van de plantage na de inval waarbij hij tevens een organiserende rol had. Bovendien was [medeverdachte 1] een van de drie personen van wie de telefoon geprogrammeerd was op het alarmsysteem van de plantage.
- [betrokkene 2] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichte werkzaamheden in en aan de hennepstekkenplantage dan wel het pand waarin de plantage was ingericht. Hij gaf aantallen geoogste stekken door aan [medeverdachte 3] . Hij regelde personeel dat in de plantage moest werken. [betrokkene 2] werd door [medeverdachte 3] op de hoogte gebracht van het oprollen van de plantage en hij gaf aan [medeverdachte 3] advies over het controleren van de auto van [medeverdachte 1] en het weggooien van de telefoons van leden van de organisatie. Hij was op de hoogte van de herstelwerkzaamheden in het pand na het oprollen van de plantage. In de plantage werd een sigarettenpeuk aangetroffen waarop een DNA-spoor werd aangetroffen dat overeenkwam met het DNA van [betrokkene 2] .
- [betrokkene 4] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was in het bezit van een sleutel van het pand waarin de hennepstekkenplantage was gevestigd. Hij organiseerde dakdekkers voor het pand en verrichte kennelijk werkzaamheden in de plantage. [betrokkene 4] werd door [medeverdachte 3] op de hoogte gebracht van het oprollen van de plantage.
- [verdachte] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichte werkzaamheden in en aan de hennepplantage en verrichte opruim- en herstelwerkzaamheden in het pand na het oprollen van de plantage.
- [medeverdachte 2] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichte werkzaamheden in en aan de plantage. [medeverdachte 2] was verder een van de drie personen van wie de telefoon geprogrammeerd was op het alarmsysteem van de plantage. In opdracht van [medeverdachte 3] werd de telefoon na de inval niet meer gebruikt en gebruikte [medeverdachte 2] een ander telefoonnummer. In de plantage werd een sigarettenpeuk aangetroffen waarop een DNA-spoor werd aangetroffen dat overeenkwam met het DNA van [medeverdachte 2] .
Feit 3. De hennep(stekken)plantage op het adres [b-straat 1] in Heerlen
Op 6 november 2014 werd door de politie binnengetreden in de woning aan de [b-straat 1] in Heerlen. In de garage van de woning was een hennepplantage ingericht waarin 80 moederhennepplanten stonden die in beslag werden genomen. Onder de garage was een kelder gegraven die via een verborgen luik kon worden bereikt. In de kelder bevond zich een stekkenkwekerij waarin in totaal 1.892 hennepstekken in beslag werden genomen. Door de politie werd geconstateerd dat de planten die in beslag waren genomen, hennepplanten waren.
[betrokkene 10] stond ingeschreven in het pand aan de [b-straat 1] in Heerlen.
Op 31 oktober 2014, werd door de politie gezien dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van een Seat Inca personenauto met het kenteken [kenteken] . Deze auto stond omstreeks 13.40 uur stil aan de achterzijde van het pand aan de [b-straat 1] , aan de Heerlerbaan in Heerlen. Eén minuut later reed [medeverdachte 1] weg.
Op 3 november 2014 zag de politie dat [medeverdachte 1] achterom naar het pand [b-straat] ging, op een gegeven moment uit het pand kwam en vertrok.
Op 3 november 2014 belde [medeverdachte 1] naar [verdachte] en zei tegen hem dat hij naar de Heerlerbaan moet. [verdachte] “moet daar gaan uitzoeken”. [medeverdachte 1] vroeg of [verdachte] een sleutel heeft, [verdachte] antwoordde vervolgens dat “die aan zijn autosleutel hangt”. [verdachte] vroeg hoeveel [medeverdachte 1] er nodig heeft, [medeverdachte 1] antwoordde vervolgens “3 dozen”. [verdachte] moet meteen [medeverdachte 1] bellen als hij ze uitgezocht heeft.
Om 11.56 uur belde [verdachte] naar [medeverdachte 1] en zei tegen hem dat “hij ze kan ophalen”. [verdachte] zei ook dat de Heerlerbaan nog wat inpakdozen nodig heeft, want die zijn helemaal week.
Voorafgaand en na het binnenvallen van deze plantage vonden er meerdere telefoongesprekken tussen de verdachten plaats. Uit deze gesprekken kan worden afgeleid dat:
- [medeverdachte 3] de leider op de achtergrond is. Hij wordt door [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden van de oogsten in de plantage. Verder informeert [medeverdachte 3] ook of bepaalde werkzaamheden zijn uitgevoerd. Bij problemen moet er door werknemers contact worden opgenomen met [medeverdachte 3] of [betrokkene 1] . [medeverdachte 3] informeert ook bij werknemers die bij de plantage betrokken zijn naar de inval van de politie.
- [betrokkene 1] de dagelijkse leiding heeft over de plantage. Hij verrichte ook werkzaamheden in de plantage. [betrokkene 1] wordt op de hoogte gehouden van aantallen planten. Hij geeft ook de hoogte van orders aan en belt deze door naar bijvoorbeeld [medeverdachte 1] . Bij problemen moet er door werknemers contact worden opgenomen met [medeverdachte 3] of [betrokkene 1] . [betrokkene 1] onderhoudt contacten met de bewoner van het pand.
- [medeverdachte 1] betrokken is bij de plantage. Hij is tussenpersoon voor [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] voor deze plantage. Tevens is [medeverdachte 1] op de hoogte van hetgeen de andere werknemers van de organisatie, met name [verdachte] , daar doen en instrueert hen. Ook heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met werknemers, met name [verdachte] , over aantallen hennepstekken en orders. [medeverdachte 1] geeft ook aan dat andere werknemers contact moeten opnemen met [medeverdachte 3] of [betrokkene 1] . [medeverdachte 1] wordt gebeld als er politie op de Heerlerbaan is.
- [verdachte] betrokken is bij de hennepplantage. Hij verrichte werkzaamheden in de plantage en maakte bestellingen klaar. [verdachte] heeft hierover regelmatig contact met andere leden van de organisatie. Hij spreekt over aantallen stekken. Hij werk nauw samen met [betrokkene 3] .
- [betrokkene 3] betrokken is bij de hennepplantage. Hij verrichte werkzaamheden in de plantage en maakte bestellingen klaar. Hij heeft hierover contact met andere leden van de organisatie. [betrokkene 3] spreekt ook over aantallen stekken. Hij werkt hierin nauw samen met [verdachte] . Hij brengt [medeverdachte 1] op de hoogte van het oprollen van de plantage.
Feit 4 De hennep(stekken)plantage op het adres [c-straat 1] in Eijsden
Op 9 december 2014 werd binnengetreden in het pand aan de [c-straat 1] in Eijsden. Dit pand betreft een leegstaand café met een feestzaal. Boven het café is een woning gelegen. In de feestzaal was een hennepplantage ingericht waarin 896 moederhennepplanten stonden die in beslag werden genomen. De kelder onder de feestzaal was ingericht als stekkenkwekerij. Daar werden in totaal 12.516 hennepstekken aangetroffen en in beslag genomen. Door de politie werd geconstateerd dat de aangetroffen planten, hennepplanten waren.
De huurder van het pand aan de [c-straat 1] in Eijsden, [betrokkene 11] , heeft verklaard dat de huur werd betaald door “de jongens” van wie de moederplanten in de kelder waren. Deze personen hadden hem verteld dat je elke 10 dagen 6 tot 10 stekken van een moederplant kon afsnijden. [betrokkene 11] haalde elke zondag, omstreeks 18.00 uur, elke dinsdag omstreeks 17.00 uur en elke donderdag omstreeks 09.30 met zijn auto, een witte Fiat Doblo, 8 of 9 mensen op die enige tijd in de hennepplantage bleven. [betrokkene 11] neemt aan dat deze personen de planten knipten, verzorgden en inpakten. Als zij klaar waren, bracht [betrokkene 11] deze personen terug. In de garage van de woning stonden bruine rechthoekige kartonnen dozen van ongeveer 60 bij 30 bij 20 centimeter klaar die gevuld waren met stekjes. Deze stekjes stonden in zwarte plastic traytjes. De dozen werden door de eigenaren van de plantage in de garage klaargezet. Bij vertrek werd aan [betrokkene 11] gevraagd of hij deze weg kon brengen. Hij bracht deze dozen op afgesproken tijden naar de haven Portofino, de jachthaven bij Oost Maarland.
Op donderdag 20 november 2014, omstreeks 11.20 uur, zag de politie dat een Lancia Lybra die door [betrokkene 1] werd bestuurd, werd geparkeerd op een parkeerplaats aan de Kasteellaan in Eijsden. Deze straat ligt in de directe omgeving van de [c-straat] in Eijsden en de haven Portofino.
Onderzoek wees uit dat met meerdere telefoonnummers die in gebruik waren bij [medeverdachte 3] , [betrokkene 1] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] op verschillende data en tijdstippen telefoongesprekken werden gevoerd via de mastlocaties Stationsstraat in Gronsveld en Schietkelderweg in Eijsden. Het is aannemelijk dat telecommunicatie vanuit het pand aan de [c-straat 1] in Eijsden deze zelfde mastlocaties aanstraalt.
Zo werd [medeverdachte 3] op 4 oktober 2014 door [betrokkene 5] gebeld. Hij zei toen tegen haar dat hij “in Maastricht is geweest met “ [betrokkene 4] ” (de rechtbank begrijpt: “ [betrokkene 4] ”, een bijnaam van medeverdachte [betrokkene 4] ). De telefoon van [medeverdachte 3] straalde op dat moment de telefoonmast aan de Gronsvelderweg in Maastricht aan.
Op 26 oktober werd [medeverdachte 3] door “ [betrokkene 12] ” gebeld die vroeg of zij daar al klaar stonden. De telefoon van [medeverdachte 3] straalde toen de telefoonmast aan de Stationsstraat in Gronsveld aan.
[medeverdachte 1] werd op 2 november 2014 door [betrokkene 2] gebeld. [betrokkene 2] vroeg hoe laat [medeverdachte 1] morgen komt. [medeverdachte 1] zei dat hij in Maastricht was en op en neer moet. De telefoon van [medeverdachte 1] bevond zich op dat moment onder de mast Stationsstraat in Gronsveld.
In een gesprek op 3 november 2014 zei [medeverdachte 1] ook dat hij in Maastricht is. Zijn telefoon straalde op dat moment de telefoonmast aan de Stationsstraat in Gronsveld aan.
Op zaterdag 27 november 2014 belde [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] en zei tegen hem “ik moet een PH-meter en drinken, 2 traytjes energydrank voor Maastricht, want ik moet dadelijk naar Maastricht”.
Bij de doorzoeking van de woning van [betrokkene 1] werden papieren aangetroffen. Op de ene zijde stond onder meer de naam “ [betrokkene 12] ” geschreven. Op de andere zijde stond de opbrengst van het aantal stekken vermeld en de dagen waarop deze stekken waren geoogst: zondag, dinsdag en donderdag.
Voorafgaand aan het binnenvallen van deze plantage vonden er meerdere telefoongesprekken tussen de verdachten plaats. Uit deze gesprekken kan worden afgeleid dat:
- [medeverdachte 3] de leider was. Hij gaf orders, regelde en organiseerde de inzet van het personeel. Hij bezocht ook de plantage en overlegde met [medeverdachte 1] en [betrokkene 11] over de levering van geoogste stekken.
- [betrokkene 1] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was regelmatig op locatie en verrichte daar werkzaamheden. Hij regelde het personeel en overlegde hierover met andere leden van de organisatie. In zijn woning werd “de boekhouding” van de plantage aangetroffen.
- [medeverdachte 1] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij was zeer regelmatig in de plantage. Hij regelde vervoer van personeel en van de hennepstekken. [medeverdachte 1] verrichte ook opruimwerkzaamheden en had een belangrijke rol in deze plantage. Hij overlegde hierover met meerdere leden van de organisatie.
- [betrokkene 4] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichte werkzaamheden in de plantage.
- [verdachte] betrokken was, zo blijkt ook uit een uitgevoerde observatie, bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichte samen met [betrokkene 3] werkzaamheden in de plantage en werd aangestuurd door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
- [betrokkene 3] betrokken was bij de hennepstekkenplantage. Hij verrichte kennelijk werkzaamheden in de plantage. [betrokkene 3] bestelde bij [medeverdachte 1] middelen voor de plantage, zoals groeimiddel en stekkenpoeder. Hij werkte samen met [verdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat, indien in de tapgesprekken wordt gesproken over werkzaamheden die “in Maastricht” moeten gebeuren, werkzaamheden worden bedoeld in de hennepplantage aan de [c-straat 1] in Eijsden. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de aantekeningen die in de woning van [betrokkene 1] zijn aangetroffen blijkt dat er op zondag, dinsdag en donderdag stekken werden geoogst. Dit komt overeen met de verklaring van [betrokkene 11] , de huurder van het pand aan de [c-straat 1] in Eijsden, dat hij op zondagen, dinsdagen en donderdagen mensen moest gaan ophalen die werkzaamheden verrichte in de hennepplantage. Voorts blijkt uit de telefoonmastgegevens dat de telefoons van de verdachten, als zij aangaven “in Maastricht” te zijn, telefoonmasten aanstraalden in Gronsveld of Eijsden in de nabijheid van de plantage. Tot slot werd een auto die door [betrokkene 1] werd bestuurd in de buurt van de hennepplantage aan de [c-straat 1] in Eijsden gezien.
Algemeen bekend is dat de [c-straat] in Eijsden op iets meer dan 2,5 kilometer is gelegen vanaf de grens van de gemeente Maastricht. Zes minuten rijden met de auto.
De rechtbank is ervan overtuigd dat de hennepplanten en -stekken in de hiervoor beschreven plantages zijn geteeld en bewerkt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, gelet op de omvang van elk plantage, de professionele inrichting ervan en de werkzaamheden die de verdachten verrichten ten behoeve van het opbouwen en onderhouden van de hennep(stekken)plantages. Dit is duidelijk niet het werk geweest van personen die “het er bij deden”, maar van professionals.
Feit 5
(…)
Feit 1
Onder feit 1 wordt [verdachte] in het kader van het voorgaande verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 maart 2016 (ECLI:NL:HR:2016:403) overwogen dat van deelneming aan een criminele organisatie slechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in de wet bedoelde oogmerk. De criminele organisatie had het oogmerk om hennepstekkenplantages op te zetten en te onderhouden en hennepstekken te verkopen.
[medeverdachte 3] en [betrokkene 1] waren de leidinggevenden binnen deze organisatie. Zij hadden dagelijks telefonisch en persoonlijk contact met elkaar en andere deelnemers van de organisatie. [medeverdachte 3] was het hoofd van de organisatie, [betrokkene 1] was zijn rechterhand en verving [medeverdachte 3] tijdens zijn afwezigheid. [betrokkene 1] hield zich meer met de financiën en de organisatie bezig. [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] gaven opdrachten en regelden de verkoop van hennepstekken. Zij betaalden loon en reiskosten uit aan deelnemers van de organisatie en onderhielden de contacten met klanten en ontvingen de bestelopdrachten. Op basis van deze bestelopdrachten gaven zij andere leden van de organisatie opdracht de bestellingen klaar te maken en te vervoeren. Ook andere leden van de organisatie hadden “eigen” klanten waaraan de hennepstekken die door de organisatie werden geteeld, werden verkocht. [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] werden om hulp gevraagd als er problemen waren en met hen werd contact gezocht als er aankopen van goederen om plantages in te richten moesten worden gedaan. [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] bepaalden de werktijden en inzetmomenten van andere leden van de organisatie. Zij financierden de hennepstekkenplantages ook mede.
De organisatie beschikte over meerdere hennepstekkenplantages waarin stekken werden gekweekt en moederplanten aanwezig waren. Op die manier was gezorgd voor risicospreiding: als een plantage ontmanteld was, kon de organisatie - weliswaar met een lichte stagnatie - toch blijven leveren aan klanten.
Veel leden van de organisatie hadden een uitkering (Ziektewet- of Bijstandsuitkering) of hadden geen uitkering dan wel een andere legale inkomstenbron. Zij waren dagelijks voortdurend bezig met de werkzaamheden voor de organisatie.
[medeverdachte 1] was een belangrijke en onmisbare schakel binnen de organisatie. Hij vervoerde de hennepstekken, onderhield contacten met klanten en anderen leden van de organisatie en was een vertrouweling van [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] .
[betrokkene 2] woonde samen met een zus van [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] , [betrokkene 6] . Hij had eigen, meer zelfstandige hennepstekkenplantages, bijvoorbeeld de hennepstekkenplantage aan de [e-straat 1] in Spaubeek. De verkoop en het vervoer van de hennepstekken verliep echter via de organisatie.
[betrokkene 4] , [verdachte] , [betrokkene 3] en [medeverdachte 2] voerden werkzaamheden uit in opdracht van [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] . Zij waren veel bezig met het opzetten en onderhouden van de plantages en het klaarmaken van bestellingen hennepstekken. [medeverdachte 2] was ook betrokken bij een andere hennepstekkenplantage van [betrokkene 2] .
[betrokkene 5] , de vrouw van [medeverdachte 3] , en [betrokkene 6] , de vrouw van [betrokkene 2] , waren ook betrokken bij de organisatie. Zij gaven berichten door van en aan hun mannen voor wat betreft de zaken die de organisatie betroffen. [betrokkene 5] en [betrokkene 6] fungeerden als afhaaladres voor de hennepstekken die door hun klanten en/of leden van de organisatie waren besteld. [betrokkene 5] zorgde er ook voor dat de leden van de organisatie werden betaald en incasseerde geld van klanten. [betrokkene 6] verrichte werkzaamheden in de hennepstekkenplantage in haar woning.
Gelet op de rol die [verdachte] heeft gespeeld bij de uitvoering van de feiten 2 tot en met 4 en feit 5, waarbij hij gedurende bijna 3 maanden intensief heeft samengewerkt met [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [medeverdachte 1] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [medeverdachte 2] , [betrokkene 5] en [betrokkene 6] , acht de rechtbank ook feit 1 aanwezig. Zoals hiervoor overwogen, kan uit - met name - de tapgesprekken worden afgeleid dat [verdachte] werkzaamheden uitvoerde in opdracht van [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] . Hij was veelal bezig met het opzetten en onderhouden van hennepkwekerijen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in de periode van 15 september 2014 tot en met 9 december 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.”