“(…)
10. Ten aanzien van de kosten die in de administratieve beroepsfase zijn gemaakt overweegt de kantonrechter als volgt.
11. In artikel 13a, eerste lid, van de Wahv is onder meer bepaald dat artikel 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is op de vergoeding van kosten. In artikel 7:28, tweede lid, van de Awb, is bepaald dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het (administratieve) beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
12. De Awb bood bij de invoering daarvan1 slechts een grondslag voor een vergoeding van kosten in beroep bij de bestuursrechter. Een regeling voor vergoeding van kosten in de bestuurlijke voorprocedure werd destijds nog onwenselijk geacht.2 Bij wet van 24 januari 2002 is de Awb gewijzigd3 en sindsdien biedt de Awb in de artikelen 7:15 en 7:28 een grondslag voor vergoeding van kosten in de bestuurlijke voorprocedures. In die artikelen is met de zinsnede “
wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid”een aanvullend criterium opgenomen ten opzichte van de regeling voor vergoeding van kosten in de beroepsfase bij de bestuursrechter (artikel 8:75 van de Awb). Uit de wetsgeschiedenis leidt de kantonrechter af dat dit aanvullende criterium een bewuste inperking van het recht op vergoeding van kosten vormt ten opzichte van de regeling voor proceskosten in de beroepsfase bij de rechter4.
13. Dat voor de vergoeding van kosten die zijn gemaakt in de administratieve beroepsfase zijn gemaakt andere criteria gelden dan voor de kosten die in beroep bij de rechter zijn gemaakt, volgt ook uit de rechtspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad acht voor een vergoeding van kosten op basis van artikel 7:28 van de Awb niet slechts bepalend of een betrokkene in het gelijk is gesteld of dat hij een rechtsmiddel heeft moeten aanwenden. Ter illustratie wijst de kantonrechter op een arrest van 22 december 2017, waarin de betrokkene in het gelijk is gesteld en hij daartoe klaarblijkelijk ook een rechtsmiddel heeft moeten aanwenden, maar waarin de herroeping van het besluit naar het oordeel van de Hoge Raad niet aan het bestuursorgaan was te wijten en proceskostenvergoeding voor de bestuurlijke voorfase om die reden achterwege diende te blijven.5
14. De kantonrechter verwijst vervolgens naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State6, van de Centrale Raad van Beroep7 en van het College van Beroep voor het bedrijfsleven8. Uit die rechtspraak volgt dat geen sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, indien de herroeping (in administratief beroep: de vernietiging) het gevolg is van een verandering van omstandigheden, nieuwe beleidsinzichten of van een wijziging in de toepasselijke wettelijke voorschriften.
15. Vast staat dat in de nu voorliggende zaak de opgelegde boete uitsluitend wordt gematigd vanwege een na het besluit op administratief beroep gewijzigd boetetarief. Er is dan ook geen sprake van een aan de officier van justitie te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:28 van de Awb, zodat voor de administratieve beroepsfase geen aanspraak bestaat op een kostenvergoeding.
16. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hanteert bij de beoordeling van het recht op kostenvergoeding voor de administratieve beroepsfase en de beroepsfase geen verschillende criteria. Ook in de administratieve beroepsfase bestaat volgens het gerechtshof aanspraak op vergoeding van kosten wanneer een betrokkene geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Daarvan is sprake wanneer de inleidende beschikking wordt vernietigd of wordt gewijzigd voor wat betreft het sanctiebedrag, de omschrijving van de gedraging en/of de feitcode. In dergelijke gevallen zijn door de betrokkene terecht rechtsmiddelen aangewend in de procedure waaraan de sanctiebeschikking ten grondslag ligt zodat in de regel een rechtens te respecteren belang bestaat bij vergoeding van de redelijkerwijs gemaakte proceskosten.9 Niet bepalend wordt geacht of sprake is van aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, maar of de betrokkene rechtsmiddelen heeft moeten aanwenden om het bedrag van de bestraffende sanctie gewijzigd te krijgen.10 Ook kosten in administratief beroep komen voor vergoeding in aanmerking wanneer, zoals hier het geval is, de boete is gematigd nadat het wettelijke boetetarief in de beroepsfase bij de kantonrechter is gewijzigd.11
17. Het criterium dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hanteert voor de vergoeding van kosten in de administratieve beroepsfase leidt in de meeste gevallen niet tot een andere uitkomst; bij een boete die door de rechter wordt vernietigd of gematigd, of waarbij de feitcode wordt gewijzigd, kan dat meestal aan de oplegger van de boete worden toegerekend, zodat ook de onrechtmatigheid van de oorspronkelijke beslissing gegeven is. Zoals hiervoor is aangegeven ligt dat in deze zaak echter anders.
18. In de regel neemt de kantonrechter de rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot uitgangspunt. Afwijken van een bestendige lijn in de rechtspraak lokt bovendien hoger beroep uit met een doorgaans voorspelbare uitkomst. De kantonrechter is echter van oordeel dat de rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op dit punt nuancering behoeft en de kantonrechter ziet daarom aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
19. De kantonrechter hecht daarbij aan het belang van eenduidige toepassing van de wet en vindt het geen wenselijke situatie dat toepassing van artikel 7:28 van de Awb in Wahv-zaken tot andere uitkomsten leidt dan in andere bestuursrechtelijke zaken het geval is.
20. De kosten die zijn gemaakt in de administratieve beroepsfase komen gezien het voorgaande niet voor vergoeding in aanmerking. Er zal daarom als volgt worden beslist.
(…)”
Voetnoten:
1 23 december 1993, Stb. 693. De Awb is in werking getreden op 1 januari 1994
2 Kamerstukken II, 1992-1993 22495, nr. 3 p. 153.
3 Wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar en administratief beroep (kosten bestuurlijke voorprocedures) Stb. 2002, 55
4 Zie Kamerstukken II 2000-2001, 27024, nr. 14: “
Dit amendement bewerkstelligt dat de kosten die een burger redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van een bezwaar- of administratief beroepschrift, door de overheid worden vergoed, wanneer de overheid het besluit herroept wegens de onrechtmatigheid ervan. Die onrechtmatigheid moet wel aan de overheid te wijten zijn.”
10 ECLI:NL:GHARL2020:7330