Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.De feiten en het procesverloop in de hoofdzaken
track-and-tracecode 3SGHDQ777186395. Het was voor mij niet (meer) mogelijk om aan de hand van deze code en de postcode van verzoekster de historie van de aangetekende verzending in te zien. Het dossier bevat geen reactie op deze faxbrief.
3.Het procesverloop in de wrakingszaak
open-mindedness’ ten aanzien van de zaken van verzoeksters. Volgens hen staat de beslissing van de Hoge Raad in hun zaken van meet af aan al vast. Verzoeksters stellen dat er sowieso sprake is van een zekere
biasjegens procespartijen die zonder procesvertegenwoordiging procederen.
4.Bespreking van het verzoek tot wraking
Inleidende opmerkingen over het middel van wraking
civil rights and obligationsin de zin van art. 6 EVRM zijn, [5] kan ook in fiscale procedures aan de rechtspraak van het EHRM wel degelijk betekenis worden toegekend, in de zin dat voor de uitleg van art. 8:15 Awb aan die rechtspraak relevante aanknopingspunten worden ontleend. Dit ligt reeds hierom voor de hand omdat de maatstaf van art. 8:15 Awb gelijk is aan de maatstaf in art. 36 Rv en art. 512 Sv. Ook is het recht ‘op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter’ sinds 30 augustus 2022 [6] verankerd in art. 17 Grondwet en wel voor belastingzaken op geheel gelijke wijze als voor civiele en strafzaken.
Lites finiri oportent, aan de rechtsstrijd moet ooit een einde komen. Uiteraard heeft de hoogste rechter, zo mogelijk nog meer dan iedere andere rechter, wel de zeer ernstig te nemen verantwoordelijkheid om zijn werkwijze zodanig in te richten dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat beslissingen worden genomen waarvan de inhoud aanleiding zou kunnen geven tot twijfels over de onpartijdigheid van de rechters die de beslissing namen.
Openbaarheid is in het belang van het vertrouwen in het rechtsbedrijf. Bovendien geeft openbaarheid meer inhoud aan de wraking als instrument voor de justitiabele om in een individuele zaak de rechterlijke onpartijdigheid te verzekeren. Deze belangen moeten, ook naar het oordeel van de NVvR, zwaarder wegen dan de privacy van de rechterlijke ambtenaren. (…).’
belangrijke waarborg voor het vertrouwen in de rechterlijke machtgelegen is.’
De melding, registratie en openbaarmaking van de nevenbetrekkingen dragen er in belangrijke mate aan bij dat de schijn van partijdigheid kan worden vermeden. Als gevolg van de openbaarmaking kan immers publiekelijk worden geoordeeld over de vraag of de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren al dan niet tot strijdigheid van belangen en schijn van partijdigheid kunnen leiden. Openbaarheid geeft op die wijze meer inhoud aan de instrumenten van terugtrekking en wraking. De in dit wetsvoorstel voorgestelde aanvullingen op artikel 44 Wrra en het nieuwe artikel 44a Wrra leveren dan ook een waardevolle bijdrage aan de bescherming van de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht alsmede van het vertrouwen daarin.’
Leidraad onpartijdigheid en nevenfunctiesin de rechtspraak van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. [26] De leidraad is een instrument van zelfregulering en geen wetgeving. De aanbevelingen 10 tot en met 12 van deze leidraad zien op onder meer de melding en registratie van nevenfuncties. Gelet op de hierboven vermelde wettelijke grondslag van de melding en registratie van nevenfuncties door rechterlijke ambtenaren, voegt de leidraad wat betreft die melding en registratie niet werkelijk iets toe en kan ik de Leidraad verder buiten beschouwing laten.
Beroepsgegevens
questions of internal organisation). Het EHRM overwoog: [27]
rules regulating the withdrawal of judges), volgt daaruit niet dat alleen dergelijke regels kunnen vallen onder
questions of internal organisation. De formulering
questions of internal organisationis – integendeel – dusdanig ruim dat er alle reden is om aan te nemen dat ook andere regels daaronder moeten worden geschaard. Dat geldt mijns inziens ook voor regels zoals art. 44 en 44a Wrra, die specifiek zijn gericht op de bescherming van het vertrouwen in de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht.
open to doubt). De niet-inachtneming van deze regels kan aldus een objectief aanknopingspunt opleveren voor vrees bij een procespartij voor vooringenomenheid van de rechter. Daarmee is, gelet op de laatste volzin van het bovenstaande citaat, nog niet gezegd dat steeds noodzakelijkerwijs sprake is van gerechtvaardigde twijfel over de onpartijdigheid van een rechter als informatie over diens nevenfuncties niet conform art. 44a Wrra openbaar is gemaakt. Het EHRM overweegt immers dat het ‘will take such rules into account when making its own assessment whether a tribunal was impartial’. Gelet op de achtergrond van art. 44a Wrra en het belang dat de wetgever heeft toegekend aan de openbaarmaking van de nevenfuncties van rechterlijke ambtenaren komt een rechter die (bewust of onbewust) niet voldoet aan zijn verplichtingen op grond van art. 44 en 44a Wrra echter wel degelijk in de gevarenzone, al liggen nadere nuances voor de hand. Zo is de afbakening van wat als een nevenfunctie moet worden beschouwd (en dus moet worden opgegeven) en wat niet, niet steeds even scherp. En ook als een bepaalde activiteit onmiskenbaar als nevenfunctie behoorde te worden opgegeven, zal die niet-opgegeven nevenfunctie voor een procespartij mijns inziens wel serieuze relevantie moeten hebben, wil er grond voor wraking kunnen bestaan.