Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens de afnemer van een effectenleaseovereenkomst. De afnemer had bij de kantonrechter gevorderd dat Dexia aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden, omdat de tussenpersoon die de overeenkomst tot stand had gebracht, niet over de vereiste vergunning beschikte. De kantonrechter oordeelde dat Dexia wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon als financieel adviseur optrad zonder vergunning, en veroordeelde Dexia tot betaling van een schadevergoeding van € 7.903,39, vermeerderd met rente.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof bevestigde dat de effectenleaseovereenkomst tot stand was gekomen door tussenkomst van de tussenpersoon, die als effectenbemiddelaar optrad zonder de benodigde vergunning. Het hof oordeelde dat Dexia, gezien de gebruikelijke werkwijze van tussenpersonen, bekend was of moest zijn met de advisering door de tussenpersoon. Het hof concludeerde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de effectenleaseovereenkomst aan te gaan, en dat de vergoedingsplicht van Dexia volledig in stand blijft. Het hoger beroep van Dexia werd verworpen, en Dexia werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de afnemer.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen bij het aangaan van overeenkomsten via tussenpersonen, en de noodzaak voor zorgvuldigheid in het toezicht op de advisering door deze tussenpersonen.