ECLI:NL:RBDHA:2025:10793
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M. Emaus
- M. van Harten
- B. Koopman
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen door de minister van Asiel en Migratie op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Polen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 wordt het beroep van eiseres behandeld, die het niet eens is met het besluit van de minister van Asiel en Migratie om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De minister stelt dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres betoogt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gezien recente berichtgeving over de opschorting van het recht tot indiening van asielaanvragen in Polen. De rechtbank onderzoekt of de minister zich terecht op dit standpunt heeft gesteld en of de recente wetgeving in Polen invloed heeft op de beoordeling van de asielaanvraag.
De rechtbank concludeert dat de berichtgeving over de gewijzigde regelgeving in Polen niet leidt tot de conclusie dat de minister niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigen dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Polen. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat haar persoonlijke ervaringen in Polen aanleiding geven om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt dat de minister zijn besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen deugdelijk heeft gemotiveerd en verklaart het beroep ongegrond.