ECLI:NL:RBDHA:2025:10793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
NL25_13790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen door de minister van Asiel en Migratie op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Polen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 wordt het beroep van eiseres behandeld, die het niet eens is met het besluit van de minister van Asiel en Migratie om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De minister stelt dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres betoogt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gezien recente berichtgeving over de opschorting van het recht tot indiening van asielaanvragen in Polen. De rechtbank onderzoekt of de minister zich terecht op dit standpunt heeft gesteld en of de recente wetgeving in Polen invloed heeft op de beoordeling van de asielaanvraag.

De rechtbank concludeert dat de berichtgeving over de gewijzigde regelgeving in Polen niet leidt tot de conclusie dat de minister niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigen dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Polen. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat haar persoonlijke ervaringen in Polen aanleiding geven om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt dat de minister zijn besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen deugdelijk heeft gemotiveerd en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13790

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het beroep van eiseres gaat over het besluit van de minister om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Polen daarvoor verantwoordelijk is. Eiseres is het niet eens met dit besluit.
1.1.
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de minister zich terecht op het standpunt stelt dat hij bij de toepassing van de Dublinverordening voor Polen nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Hierbij zal de rechtbank specifiek ingaan op recente berichtgeving over gewijzigde regelgeving in Polen over de opschorting van het recht tot indiening van een asielaanvraag.
1.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat deze berichtgeving niet tot de conclusie leidt dat de minister voor Polen niet meer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat oordeel zal de rechtbank hierna toelichten.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 4 januari 2025 in Nederland een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Met het bestreden besluit van 21 maart 2025 heeft de minister deze aanvraag niet in behandeling genomen.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op de zitting van de meervoudige kamer behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
3. De minister heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Polen volgens haar op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De minister vindt dat hij voor Polen nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan.
Mag de minister voor Polen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiseres betoogt dat de minister voor Polen niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens meerdere door haar overgelegde bronnen hebben de Poolse autoriteiten bekendgemaakt om tijdelijk geen asielaanvragen in behandeling te nemen. [1] Eiseres wijst ook op een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. [2] Verder vreest eiseres na overdracht aan Polen het slachtoffer te worden van een zogeheten ‘pushback’. Eiseres betoogt ook dat Polen volgens berichtgeving heeft aangegeven niet langer te zullen voldoen aan de Dublinverordening. [3] Tot slot stelt eiseres dat de minister onvoldoende heeft onderkend dat, gelet op haar eigen ervaringen in Polen, niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Rechtspraak over Dublin Polen
4.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 4 september 2024 geoordeeld dat uit de in die zaak betrokken informatie niet blijkt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Polen en dat Dublinclaimanten het risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. Daarom mag de minister voor Polen nog steeds uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Dit oordeel heeft de Afdeling daarna meerdere keren herhaald. [5] In deze uitspraken is de recente berichtgeving over gewijzigde regelgeving in Polen over de opschorting van het recht tot indiening van een asielaanvraag niet betrokken. De Afdeling heeft wel, zoals de minister terecht naar voren heeft gebracht, de motivering van een uitspraak [6] over het voornemen tot een tijdelijke asielstop overgenomen in een zogeheten omarmende 91-2-uitspraak. [7] In die omarmde uitspraak [8] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, overwogen dat de plannen in Polen tot het tijdelijk stopzetten van het recht op asiel niet tot de conclusie kunnen leiden dat Polen zijn Dublinverplichtingen niet zal nakomen en daarom niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hoewel de rechtbank in deze uitspraak de plannen van een tijdelijke asielstop heeft beoordeeld, is de totstandkoming en inwerkingtreding van nieuwe wetgeving die het mogelijk maakt om het recht op asiel op te schorten niet in deze uitspraak betrokken. De rechtbank zal daarom hierna ten aanzien van de uitgewerkte plannen beoordelen of deze aanleiding geven voor een ander oordeel.
Wat houdt de gewijzigde wetgeving in?
4.2.
Polen heeft wetgeving ingevoerd die het mogelijk maakt het recht op asiel langs specifieke delen van de grens met Wit-Rusland tijdelijk, voor een periode van maximaal 60 dagen, op te schorten. Na deze periode kan het Poolse parlement besluiten de opschorting voor langere duur te verlengen. Uitzonderingen worden gemaakt voor kwetsbare personen. Deze wetgeving is een reactie op de toegenomen migratiedruk aan de Poolse grens met Wit-Rusland. Sinds 2021 is sprake van een toename van het aantal migranten uit Afrika en het Midden-Oosten dat via Wit-Rusland naar Polen probeert te reizen. Polen beschuldigt Wit-Rusland en Rusland ervan migranten opzettelijk naar de Poolse grens te sturen om Polen en de Europese Unie te destabiliseren. Daarom acht Polen tijdelijke opschorting van het recht op asiel noodzakelijk om de nationale veiligheid te waarborgen. [9]
4.3.
In december 2024 heeft de Europese Commissie politieke goedkeuring gegeven aan de plannen om het recht op asiel tijdelijk op te schorten. De Commissie heeft wel benadrukt dat dergelijke opschortingen alleen toegestaan zijn als ze proportioneel, tijdelijk en strikt noodzakelijk zijn om de veiligheid te waarborgen. [10]
Raakt de wetgeving Dublinclaimanten ook?
4.4.
De beroepsgrond dat de berichtgeving over gewijzigde Poolse wetgeving in de weg staat aan een overdracht in het kader van de Dublinverordening slaagt niet. Zoals volgt uit het arrest X [11] over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel leidt objectieve informatie over een lidstaat, die wijst op tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen van die lidstaat, zoals pushbacks en bewaring aan grensposten, niet noodzakelijkerwijs tot het oordeel dat een vreemdeling niet op grond van de Dublinverordening kan worden overgedragen aan die lidstaat waar deze praktijken bestaan en die verantwoordelijk is voor de behandeling van het door deze asielzoeker ingediende asielverzoek in een andere lidstaat. Alleen systeemfouten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest van de Dublinclaimant maken een overdracht onmogelijk. [12] De wetgeving met betrekking tot de asielstop ziet op migranten die illegaal de buitengrens (met Wit-Rusland) overschrijden. Uit de door eiseres ingeroepen, en ook andere bij de rechtbank ambtshalve bekende, bronnen volgt niet dat Dublinclaimanten het risico lopen om dezelfde behandeling te ondergaan. Polen is ook akkoord gegaan met het claimverzoek. Daarmee hebben de Poolse autoriteiten gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiseres in behandeling zullen nemen. Polen heeft zich met dit akkoord ook verplicht te handelen conform de daarbij gestelde Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. De verwijzing van eiseres naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van zittingsplaats Haarlem [13] leidt niet tot een ander oordeel. Dit betrof een voorlopig oordeel en deze zittingsplaats heeft het beroep van deze vreemdeling in de einduitspraak inmiddels ongegrond verklaard. [14]
Pushbacks
4.5.
De beroepsgrond van eiseres dat zij door de pushbacks aan de landsgrens met Wit-Rusland bij terugkeer naar Polen een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest slaagt ook niet. In de (eerdergenoemde) uitspraak van 4 september 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat uit de beschikbare informatie niet blijkt dat asielzoekers die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen, het risico lopen om in Polen slachtoffer te worden van pushbacks. [15] Ook uit de informatie die ten tijde van deze uitspraak beschikbaar is, blijkt niet van zo’n risico. Daarnaast heeft de minister terecht gesteld dat de Poolse autoriteiten met het expliciete claimakkoord garanderen dat zij het verzoek van eiseres om internationale bescherming in behandeling zullen nemen en dat zij daarbij verplicht zijn om te handelen overeenkomstig de geldende Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. Ook heeft de minister er op gewezen dat de feitelijke overdracht tot stand komt na overleg en door middel van samenwerking tussen de lidstaten en eiseres Polen rechtmatig zal inreizen, met een laissez passer, zodat om die reden bij een Dublinoverdracht geen sprake is van een illegale grensoverschrijding, maar juist van een geregistreerde legale binnenkomst. Ook heeft de minister terecht van belang geacht dat eiseres al eerder vanuit Duitsland en Zwitserland aan Polen is overgedragen, en daarna een asielaanvraag in Polen heeft kunnen indienen en dus toen niet te vrezen had voor een pushback.
Hanteert Polen een Dublinstop?
4.6.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat Polen, gelet op berichtgeving over een Dublinstop, niet langer voldoet aan de Dublinverordening. In het aanvullend verweerschrift van 13 mei 2025 heeft de minister aangegeven dat hij sinds deze berichtgeving nog claimakkoorden van de Poolse autoriteiten heeft ontvangen, overdrachten aan de Poolse autoriteiten zijn geëffectueerd en sinds 21 maart 2025 geen overdrachten door de Poolse autoriteiten zijn geweigerd. Eiseres heeft deze informatie niet gemotiveerd betwist. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat ook tot dat moment geen overdrachten door de Poolse autoriteiten zijn geweigerd en dat nog altijd claimakkoorden plaatsvinden. De door eiseres ingeroepen uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch [16] , leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat ook dit een voorlopig oordeel is, heeft de minister in het geval van eiseres, anders dan in die zaak, wel gemotiveerd gereageerd op de berichtgeving over een Dublinstop.
Eigen ervaringen
4.7.
Tot slot slaagt het betoog van eiseres dat, gelet op haar persoonlijke ervaringen in Polen, niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook niet. Eiseres heeft haar stellingen en verklaringen dat zij getraumatiseerd is geraakt, dat het haar in Polen heeft ontbroken aan zorg voor haar medische problemen en dat zij discriminatie heeft ondervonden, niet onderbouwd met (medische) documenten. [17] Ook had eiseres zich bij voorkomende problemen in Polen, kunnen wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten van Polen of daarvoor aangewezen instanties. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen voor haar onmogelijk of volstrekt zinloos is. Zij heeft niet inzichtelijk gemaakt dat zij enige inspanning heeft getoond om haar klachten kenbaar te maken bij de betreffende autoriteiten. [18]
4.8.
Uit al het voorgaande volgt dat de minister voor Polen nog steeds van het interstatelijk vertrouwen mag uitgaan.
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
5. Eiseres betoogt dat de minister in de door haar onder 4.7 aangevoerde omstandigheden aanleiding had moeten zien om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen op grond van haar discretionaire bevoegdheid, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Volgens de minister zijn de door haar aangevoerde omstandigheden niet van betekenis of aanleiding bestaat de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen, omdat ze al zijn beoordeeld in het kader van de vraag of voor Polen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Dit volgt eiseres niet. Zij heeft verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam. [19]
5.1.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, is het aan de minister om te beoordelen of in het specifieke geval sprake is van zodanige bijzondere individuele omstandigheden dat de overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. De rechter zal die beoordeling terughoudend moeten toetsen. [20] Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt ook dat de minister zijn besluit om geen gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid deugdelijk moet motiveren en moet reageren op wat een vreemdeling heeft aangevoerd. Wanneer een vreemdeling zich beroept op omstandigheden die verband houden met een verblijf in een andere lidstaat mag de minister volstaan met een kortere motivering. Als deze omstandigheden al zijn betrokken zijn bij de beoordeling of de minister voor die andere lidstaat mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, mag hij in beginsel verwijzen naar zijn standpunt daarover. [21]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zijn standpunt om geen gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid van een deugdelijke motivering heeft voorzien. De minister heeft gemotiveerd waarom de eerdere ervaringen van eiseres in Polen geen aanleiding vormen om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Dat de minister hierbij verwijst naar zijn standpunt over het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maakt, gelet op de overwegingen onder 5.1, niet dat het besluit op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd is. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam maakt dat niet anders. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam heeft in die uitspraak geoordeeld dat de minister had moeten motiveren waarom de (naar het oordeel van de rechtbank mensonterende) ervaringen van eiser in Kroatië voor hem geen aanleiding vormden om toepassing te geven aan de bevoegdheid om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Dat deze omstandigheden geen reden vormden om niet uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, was volgens deze uitspraak geen toereikende motivering. Weliswaar heeft de Afdeling het hoger beroep tegen die uitspraak niet-ontvankelijk verklaard [22] , maar de Afdeling heeft in een uitspraak van 10 juni 2025 geoordeeld dat eenzelfde oordeel van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, niet in lijn is met vaste rechtspraak van de Afdeling (zie hiervoor onder 5.1). [23] De beroepsgrond slaagt niet.
Herhaling zienswijze
6. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat wat zij eerder in haar zienswijze heeft aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Nu de minister in het besluit op de zienswijze heeft gereageerd en eiseres met de enkele verwijzing niet heeft toegelicht waarom die reactie van de minister tekortschiet, slaagt deze beroepsgrond niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, voorzitter, en mr. M. van Harten en mr. B. Koopman, leden, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst hiertoe naar het artikel ( [website 1] ) ‘EU faces migration rebellion as Poland vows to block asylum-seekers’ van 14 oktober 2024 van POLITICO, het artikel ( [website 2] ) ‘MSF urges Polish authorities to retract announced suspension of right to seek asylum’ van 16 oktober 2024 van Médecins Sans Frontières, het artikel ( [website 3] ) ‘Brussels green lights Poland's plan to temporarily suspend right to asylum’ van 11 december 2024 van Euronews, het artikel ( [website 4] ) ‘Parlementsleden nemen voorstel aan om asielrecht op te schorten’ van 22 februari 2025 van Polennieuws, het artikel ( [website 5] ) ‘Polen setzt Recht auf Asyl zeitweise aus’ van 27 maart 2025 van die Welt en het artikel ( [website 6] ) ‘Poolse premier Tusk wil asielrecht tijdelijk afschaffen’ van 12 oktober 2024.
2.21 maart 2025, NL25.1686 (niet gepubliceerd).
3.Ter onderbouwing heeft eiser gewezen op een artikel van 21 maart 2025 van Notes from Poland en een uitspraak van Rb Den Haag (zp’s-Hertogenbosch) van 10 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6037.
5.ABRvS 16 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3709, ABRvS 21 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4206, ABRvS 27 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4852 en laatstelijk ABRvS 15 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1659.
6.Rb Den Haag (zp ’s-Hertogenbosch) 11 maart 2025, NL25.890 (niet gepubliceerd).
7.27 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1247. Zie ook de omarmde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 11 maart 2025, NL25.890 (niet gepubliceerd).
8.R.o. 11.
9.Zie de in voetnoot 1 genoemde artikelen van POLITICO, Polennieuws en Die Welt. Zie ook het artikel ‘Polen sluit Belarussische grens voor asielzoekers’ van Platform Raam van 31 maart 2025 en het artikel ‘Poland’s president signs new law restricting asylum rights’ van ApNews van 26 maart 2025.
10.COM (2024)570.
11.HvJ EU 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195, onder 58-65.
12.ABRvS 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455.
13.21 maart 2025, NL25.1686 (niet gepubliceerd).
14.2 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:7695.
15.Onder 6.3 en 6.4.
16.10 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6037.
17.ABRvS 18 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1096.
18.Vergelijk ook ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133, onder 5.1, ABRvS 8 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3424, onder 3, en ABRvS 11 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3434, onder 4.
19.2 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:76.
20.ABRvS 14 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3164, onder 4.
21.ABRvS 19 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1653, ABRvS 30 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1778, ABRvS 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1860, ABRvS 19 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2484, ABRvS 27 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4853, ABRvS 11 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:723 en ABRvS 25 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:717.
22.18 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1776. Dit hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat de minister de asielaanvraag als gevolg van tijdsverloop alsnog in behandeling had genomen.
23.ABRvS 10 juni 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2595.